Solo van noord naar zuid: de Amerika's - verslag van Adriaan

De eerste week

Afscheid

afscheid op Zavemtem "Zul je voorzichtig zijn?", fluistert Isabelle nog maar eens in mijn oor terwijl we elkaar stevig vasthouden. "Ja, natuurlijk" antwoord ik mechanisch. Ik ben erg slecht in afscheid nemen, maar soms moet het. Zoals nu, op vliegveld Zaventem op 14 juni 2009. Isabelle en ik 'hebben wat' met elkaar, vandaag precies 4 maanden lang. Aanvankelijk dachten we dat het niet in zo'n vaart zou lopen, maar de afgelopen tijd hebben we elkaar goed leren kennen en nu valt dit afscheid erg zwaar.

We vluchten in plichtplegingen en houden ons goed. Niet dat dat moet, want de enigen die onze emoties zouden zien zijn zeer vertrouwde vrienden: JC (met dochter Caroline) en Marcel. En ik denk, dat ze tóch wel door hebben dat we niet in juichstemming zijn. Later vandaag zullen zij met z'n vieren wat in Brussel gaan rondkijken. Misschien kunnen ze Isabelle wat opvrolijken.

Negen uren later is het in Philadelphia tijd voor de immigratie handelingen. Er staan lange rijen, maar zoals gewoonlijk staan er minder mensen voor de achtersten van de lange batterij loketten. Ik word direct met de neus op de feiten gedrukt: het is Amerika, post-9/11, dat ik ga bezoeken. Aan alle loketten hangt een bord waarop wordt uitgelegd welke (gevangenis)straffen er staan op het boos worden op de federale ambtenaar achter zo'n loket. Degeen die mij te woord staat controleert mijn paspoort en visum, neemt een foto van me en scant al mijn vingerafdrukken. De amerikaanse overheid verzamelt erg veel (digitale) informatie. Dat harddisks zo goedkoop zijn geworden heeft ook nadelen...

Maar ik krijg een stempel voor 6 maanden en kan verder vliegen naar Miami. Tussen en Philadelphia en Miami moeten we een groot gebied overbruggen waarin het heel warm is, en waar het onweert aan het einde van de dag. Het is een zeer onrustige vlucht, compleet met omvallende stewardessen. De nadering van Miami duurt lang, want we moeten tussen alle onweerswolken door proberen een gaatje te vinden en tegelijkertijd te wachten op het andere verkeer. We vliegen lang op geringe hoogte, soms boven de Cumulus Nimbus, soms eronder. Een paar keer raken we de toppen en wordt het vliegtuig danig dooreen geschud. Ik zit aan het raam in een been-ruimte stoel en ik geniet van de enormiteit van de onweerswolken die ik anders alleen vanaf de onderkant zie.

Meer vertraging

EconoCaribe kantoor 15 juni 2009. De motor is in Miami. Ik weet zelfs in welk depot en daar ben ik al geweest. Maar ik kreeg 'r niet te zien: mijn kist staat in het gesloten deel, en zal pas worden vrijgegeven als de douane dat goed vindt. Tot zo ver alleen maar goede berichten (want dit is allemaal normaal).

"Tja. Wij, de USA, kunnen uw motor niet toelaten. U kunt maar beter opdracht geven 'm opnieuw te verschepen. Terug, of ergens anders naar toe." De erg dikke man staat op. Zijn buik is nóg omvangrijker dan ik al dacht toen ie nog zat. Zweetdruppeltjes lopen vanaf zijn haarlijn over de ronde randen van zijn slecht geschoren kaken. Ik denk dat hij met zijn rechterarm niet meer bij zijn kaaklijn kan komen en dat hij daarom zo slecht geschoren is. De punt van zijn kin loopt rechtdoor naar beneden en eindigt boven zijn borstbeen.

Hij zucht nog eens. Dat komt misschien omdat ik 'm een moeilijke vraag stelde, maar waarschijnlijk ook door de enorme inspanning dat lichaam omhoog te hijsen. Mijn vraag was: "Ik wil graag een niet-conforme motor in uw land gebruiken, weggaan via Canada, dan naar Alaska (en dus opnieuw de VS binnengaan), dan uw land weer verlaten, om later nog één keer terug te keren via de staat Oregon. Uiteindelijk zal ik via Mexico het grondgebied verlaten. Wat moet ik invullen om dat te doen?"

Krachtens een (Haags) verdrag dat door bijna alle landen van de wereld is ondertekend moeten de VS toelaten dat mijn Europese motor tijdelijk op haar wegennet gebruikt wordt. Ieder ondertekenend land mag in ruil 'zijn' voertuigen in 's andermans land inzetten. Een Amerikaan mag met zijn eigen voertuig ook in België rijden, namelijk.

Hier, in de "Freeport Miami", bij de douane, zouden ze dat moeten weten en ik laat het er niet bij zitten. "Ik heb hier een ingevuld formulier dat ik van het Internet heb gedownload -" De man begint een college waaruit zou moeten blijken dat je nóóit iets moet geloven dat je op het web hebt gevonden. "Ook niet als de site uit het .gov domein komt?", werp ik tegen. Maar man kijkt alleen meewarig naar me. Hij begrijpt waarschijnlijk niet dat de Amerikaanse overheid een 'eigen' top level domein heeft (naast ".com", ".org", of ".be"). Of hij heeft gewoon geen zin in extra werk en probeert ie me te lozen. Ik ken dat soort mensen. Een pet op, een pistool op de heup, maar geen hersens en al helemáál geen motivatie. Ik weet wat ik moet doen: lastig worden. Maar de oude rot doorziet mij heel snel: vlot schuift hij mijn papieren door naar een jongere collega.

Vrouwe Fortuna heeft een goede bui: Deze man, met meer strepen dan de dikke, weet niet alleen wat ik wil, hij weet ook hoe het moet. Helaas kan de douane (die tegenwoordig onder Homeland Security valt) niet meer zélf het gedownloade formulier accepteren dat ik in België al had ingevuld. Eerst moet de EPA (Environment Protection Agency) schriftelijke toestemming geven. "Kijk, zo ziet dat eruit", zegt hij, en legt me behulpzaam een brief voor van de EPA aan ene Priscilla van Linschoten, die in maart 2009 een ZX9R uit 1994 binnenbracht. De dikke man heeft intussen zijn lichaam weer teruggesleept naar zijn eigen loket. Ik vermijd oogcontact, want zelfs hij zal toch voelen dat ie een modderfiguur slaat.

Er is wel een klein probleempje: De EPA zit op plm 20 uur rijden ten noorden van hier. Officer Politakis gaat voor me bellen met een kennis (Ron) bij de EPA. Gelukkig kan al veel via e-mail en ik mag vanmiddag afdrukken van mijn paspoort en inschrijvings bewijs versturen. Ik ben blij dat ik zo nauwgezet werk - de PDF exemplaren van mijn documenten staan al op mijn PCtje. Ik hoef vanmiddag niet meer te zoeken naar een scanner en zo.

"So far, so good", denk ik. Maar de vertraging blijkt te zitten in de werklust van de EPA. Ik bel zelf met Ron van de EPA: "Morgen krijg je per e-mail een memorandum, een soort contract op jouw naam. Dat moet je afdrukken, lezen, en (indien akkoord) ondertekenen, scannen en terugsturen. Nog een dag later krijg je dan je verklaring."

Er zit weinig anders op: ik houd me twee dagen bezig met het afsluiten van een aansprakelijkheids verzekering, het zoeken naar een stekkertje dat hier in de stopcontacten past, het vinden van een plek waar ik dat contract straks kan scannen, en nieuw onderdak uitkiezen.

Ik moest een hotel boeken, want ik had een adres nodig. De immigratiedienst wil een adres in USA weten, en de douane was me ongetwijfeld op dat adres komen arresteren mocht er narcotica bij mijn motor worden aangetroffen. Ik had iets geboekt dat niet te ver van het vliegveld én niet ver van de expediteur was. Het hotel bleek middenin de stad te liggen en geen parkeerplaats te hebben voor mijn huurauto. Laat staan dat ik er mijn motor kon inpakken. Gelukkig dient het gemak de mens in Amerika: ik heb een motel nodig. Zo'n ding waar je je auto (of motor) direct voor je slaapkamerdeur kan zetten. Aan de andere kant van het vliegveld vind ik er één die me aanstaat.

(Ont)Krat

Motelkamertje met brommertje Als ik op 16 juni in de motelkamer 'thuis' kom, dan blijkt Ron zijn werk al vóór schema klaar te hebben: de toestemming van de EPA zit al in mijn (internet) brievenbus. Nu wordt het spannend (er kan nog van alles misgaan) en ik slaap slecht. De 17e sta ik om 8:30 al bij Kinko's om de EPA brief af te drukken. (Kinko's is een keten hele handige winkeltjes waar je met kantoorapparatuur kunt werken.) Nog voor negen uur ben ik in de Freeport Miami, bij de douane. De dikke is gelukkig druk met het arceren van telkens twee regeltjes op een enorme stapel formulieren, maar officer Politakis is nergens te bekennen. Nochthans had hij me op het hart gedrukt speciaal naar hem te vragen - een raad die ik me, denkend aan zijn collega, ter harte heb genomen.

"Nee, officier Politakis is er de hele ochtend niet", vertelt een collega. Gelukkig zit deze man qua kennis en kunde tussen de beide anderen in, en hij is zelfs bereid om het dossier over te nemen. Om tien uur sta ik buiten en ik spoed me naar EconoCaribe: de expediteur. Tegen inlevering van het document van de douane en US$ 260,00 krijg ik een vod waarmee ik mijn motor kan claimen, in het depot iets verderop.

"Met welke vrachtwagen ben je?", vraagt de magazijnchef. "Ik ben zonder", zeg ik. Ze zijn niet gewend aan mensen die een kist van 2 kubieke meter zonder vrachtwagen komen ophalen. Ik leg uit wat ik wil. Ik vertel ze dat ik ook electriciteit nodig heb, want anders krijg ik al die schroeven niet los. Intussen is een vorkheftruck chauffeur met tegenzin mijn kist gaan halen. De schroeven zijn onaangeroerd: de Amerikaanse douane heeft de container dan missschien wel tegengehouden, maar mijn kist is niet geïnspecteerd. Ik begin te geloven dat ik binnenkort kan rijden.

Ik loop wat heen en weer op zoek naar een stopcontact. Opeens schalt er een stem over de luidspreker installatie. De mannen kijken verschrikt op, zien mij, en komen met twee man op me af. "Je moet achter de gele lijn op de grond blijven!", zeggen ze, terwijl ze omhoog wijzen naar een camera die het uitgifte gebied overziet. "Dit is een gesloten, door de douane gecontroleerd depot", leggen ze uit. Kennelijk spiedt de overheid middels een camera over wat er in- en uitgaat. Mij loopt een Orwelliaanse '1984' rilling over mijn rug.

De kist staat naast me - ik zou 'm kunnen aanraken - maar de beide mannen worden nu wel héél formeel. "We kunnen 'm buiten de poort zetten en 'm daar overdragen", stellen ze voor. Da's in de 35°C hete zon en zonder electriciteit. Ik stem tegen en probeer een hopeloos gezicht op te zetten. Uiteindelijk mag ik de motor ontkratten op de laadplaats van een vrachtwagen: ze zullen het krat op redelijke afstand van een stopcontact, onder het laadperron in de schaduw neerzetten. Maar ná de lunch, want het is nu 12:00 uur. Mooi zo, want dat geeft mij de gelegenheid een boormachine met verlengsnoer te versieren.

Als ik terug ben wordt de kist twee meter verplaatst: over de gele lijn. Ik moet een kopie van het vod tekenen en mijn motor is weer van mij! De heftruck chauffeur heeft nog steeds geen zin, maar toch rijdt hij om het hele gebouw heen om mijn kist van het laadperron te tillen. Isabelle en ik hebben twee dagen geklust om 'm in elkaar te zetten (aperitieven meegerekend), maar nu ligt ie binnen een uur uit elkaar. De motor start vlot en gelukkig heeft niemand gezien dat ik de tank niet volledig droog had gemaakt. (Da's een eufemisme voor: "éénderde vol".)

Blijft één probleem over: zes panelen en veel schroeven. Ik heb de kist 'te geef' aangeboden op een amerikaans motorreizigersforum en op de BMW GS mailing list, maar geen reactie ontvangen. De onwillige vorkheftruck chauffeur ontdooit onmiddelijk als ik hem de boormachine aanbiedt. Hij doet nu zelfs zijn best Engels te spreken (men spreekt hier in Miami zo onderhand meer Spaans dan Engels). Mijn voorstel: "verstop de zes planken gedurende vier maanden ergens en ontvang US$ 50,00 beloning", neemt ie met glinsterende ogen aan. Als ik ze niet kom ophalen gaat hij onze prachtige kist van gecertificeerd gefumigeerd hout ... opstoken.

Maar als ik grieperig Mexico niet in mag, of zo, dan heb ik al een kist om me naar Midden-Amerika te verschepen.

Zonder dat iemand zich verder nog om mij bekommert verlaat ik het terrein en leg ik de eerste kilometer van vele af. Ik verbaas me over het feit dat de amerikaanse overheid niets heeft geregeld om te zien of er wel werkende remmen en verlichting op mijn motor zitten. Of dat ze op één of andere manier afdwingen dat ik een verzekering heb. Zelfs Syrië heeft dat beter onder controle.

Overigens, verzekeren is erg prijzig hier. Het bijzondere is dat de maatschappijen hun aansprakelijkheid limiteren tot US$ 20.000,00, maar dat de klanten die hoge prijs betalen voor het verzekeren van hun eigen (medische) kosten. Het was wat extra moeite, maar nu heb ik iets dat tot US$ 150.000,00 betaalt en niks voor mezelf (want dat is al vanuit België geregeld).

Lane splitting

18 juni 2009. "Nou, sheriff, die bekeuring heb ik wel verdiend, want ik doe dat de hele dag al", zeg ik. We staan aan de kant van de weg, ergens in het noorden van Florida. Achter mijn motor staat een enorme SUV die uit alle hoeken en gaten rood en blauw licht flitst. Aan de auto was niets te zien, behalve de vier antennes op het dak, totdat al dat licht aanging. Er zijn twee mannen in uniform uitgesprongen, één ervan is de sheriff zelf.

Ik ben vanochtend begonnen in Miami en ik doe wat ik altijd doe: bij de stoplichten langs of tussen de autos rijden totdat ik helemaal vooraan sta. Het is één van de voordelen van het rijden op een motor. Het verkort mijn wachttijd, zonder dat het ten koste gaat van de wachtende automobilisten achter me. In Europa zijn er mensen die de zon slecht in het water kunnen zien schijnen en ook hier krijg ik menige 'opmerking'.

Die mensen hadden geen last van afgunst - ze hadden gelijk. "Lane splitting" is hier verboden. "Je komt van buiten de staat, uit New Mexico, hé?", vraagt de ander, terwijl ie om de motor loopt. Kennelijk hebben ze in die staat ook gele platen met zwarte letters. "Nou, van buiten het land", zeg ik en het obligate gesprekje komt op gang. "Waar ga je naar toe?", "Ben je écht al een keer naar Australië gereden?", "Is het een BMW?", enzovoort. Verwondering en ongeloof zijn mijn deel, en deze keer ook coulance. Ik mag gaan.

Snel weg

Ik stop aan het einde van de middag in een motel met zwembad (in Alachua). Het lauwe water koelt me niet erg af; ik ga dan maar eens buurten in de naastgelegen bar. Het is zo'n kroeg bij de kruising van twee wegen die iedereen kent uit amerikaanse road-movies. Donker, rokerig, country-muziek zonder hoge tonen, een gokautomaat, een flipperkast, een biljart. Amerika wil wel heel keurig zijn, maar dit is één van de plaatsen waar die zelfbeheersing aan de kant wordt geschoven. Ik word onmiddelijk aangeklampt door een dronken vrouw die vandaag 40 jaar is geworden. Ze vat haar hele leven samen in een monoloog van een paar minuten. Ze is (al) oma, heeft vorig jaar een auto ongeval overleefd, "Mijn zoon staat hier aan de pooltafel", en zo door. Ik smeer 'm.

Snelwegen De ochtend van de 19de juni, als ik om 7:00 uur op de motor zit, besluit ik dat secundaire wegen rijden leuk is mits het niet té warm is. Als niet lang erna de thermometer 30°C aangeeft dan zoek ik een snelweg. Het wordt de Interstate 10, in westelijke richting. Interstates zijn ... vervelend, langdradig, recht, maar snel. Vlot geraak ik in Alabama, tegen het einde van de middag.

Ik probeer een camping, maar dat bevalt me niet: ik ben de hele nacht erg warm, maar ik lig alsnog in het lawaai van de airconditioners bovenop de campers en caravans. "Dan beter lawaai én koelte", redeneer ik, en ben bij het krieken van de dag al aan het motorrijden (om 5:45 uur - in Alabama is het één uur vroeger dan in Florida) maar de zon 'weet' dat niet...

New Orleans

Ik volg de '10' nog een tijd - totdat ik bij New Orleans uitkom. Ik volg de borden 'downtown' en zodra ik van de snelweg af ben zie ik dansende mensen, onder een brug. Er wordt iets gegrilld, zo weet mijn neus. Maar ik ben op weg naar downtown en rijd door.

Ik laat de motor over aan de zorgen ivan de parkeerwachter van een grote garage, die er een 'handeltje' bij begint: de motor mag naast de plek staan waar hij en zijn collega's wachten op klanten (die hun auto laten parkeren). Te voet, en gewapend met een camera en mijn digitale audio recorder trek ik de stad in waar veel van de amerikaanse muziek is geboren. En het duurt niet lang voordat ik mijn eerste live optreden heb geregistreerd. Nu moet ik nog wel wennen aan het apparaat en wellicht kan het in de toekomst beter. Maar ondertussen heb ik wel erg interessant oefenmateriaal.

Er is veel te zien, van de typische publiekstrekkers tot het niet zo voor de hand liggende. Ik maak wat foto's van mensen die elkaar fotograveren waardoor de vereeuwigde vaak een glimlach op het gezicht krijgt nog voordat het commando "cheese" is gegeven. Er zijn enorm veel mensen van allerlei pluimage. Kennelijk zijn de drommen met toeristen weer aan het terugkomen, sinds de overstromingen. Eén van de dingen die ik graag doe is het maken van portretten van autochtonen. Nou zijn de meesten hier Amerikaan, maar ze zijn niet écht op hun plaats.

Eén van de 'locals' is Robèrt. Hij woont hier en zit temidden van dit toeristen-geweld op een stoepje een biertje te drinken. Na een begroeting ga ik ga naast 'm zitten en kijken we samen naar de voorbij trekkende stroom mensen. De afstand tussen hen en Robèrt is tastbaar, en ik voel me een voyeur. "Ja", zegt Robèrt tegen me, "gevochten in Vietnam, onderscheiden, afgekeurd voor werk: 'Veterans Affairs' zorgt voor me. Ik krijg net genoeg geld van VA om de maand door te komen, drinkend. Wat kan mij het nog schelen?" Ik zit naast iemand die twee oorlogen geleden gebroken is, en niet meer overeind is gekomen. Zijn berusting is bijna bewonderenswaardig - hij heeft een balans gevonden die hem past. Als er een wat zwaarder geparfumeerde dame langskomt maakt hij een opmerking over haar lichaam, maar alsof ie TV zit te kijken. Zo dichtbij zijn en toch zoveel afstand voelen...

Sonia Na nog een klein stukje wandelen maak ik een praatje met Sonia, een mime straatartieste, die een zelfgemaakt ruimtepak aanheeft. Haar gezicht is metallic gekleurd en ze heeft het zichtbaar warm. Het ís erg warm: ongeveer 35°C. Maar de vochtigheid (meer dan 80%) maakt het lastig. Sonia heeft andere problemen met de warmte: de toeristen worden er vrekkig van. "Ik heb pas 4 dollar, en het is al middag!", jammert ze. Ik weet niet of ik het moet geloven, en begin over wat anders. Via "woon je in deze stad?", en "al lang?" naar "Katrina?".

Er volgt een verhaal dat helemaal niet over stormen gaat. "Een vriend van me, een politie agent, pleegde zelfmoord. Hij kon de machteloosheid niet meer aan." Ze gaat door over het feit dat deze agent wilde helpen, maar niets kon doen. De dode lichamen dreven in het brakke water, de stank was ondraaglijk. Ik wilde weten hoe een storm voelt, maar dit is háár Katrina. "Mensen die naar hun zolders waren gevlucht, in de hoop dat het water niet tot aan die verdieping zou stijgen. En dan onder de nok van hun dak in hun eigen huis verdronken." (De meeste zolders hier hebben geen raam - sindsdien wordt iedereen aanspoord om een bijl op zolder te bewaren zodat je een gat in je dak kunt hakken.) Sonia krijgt het er weer moeilijk mee - tijd voor een ander onderwerp. Maar ze gaat nog even door: "Weet je dat door Katrina ongeveer evenveel mensen zijn omgekomen als door de 9/11 aanslagen?" Ik heb er geen antwoord op, anders dan: "als de helft van het geld voor die oorlogen hier terecht was gekomen..."

In de kleinere straatjes, weg van de grote drommen toeristen, zie ik een motorrijder staan die zijn bagage herschikt. Voor mij is dat erg herkenbaar, en daar houdt het niet op: Andrew draagt ook een breedgerande hoed, heeft ook een oude motor, verpakt de meeste van zijn spullen altijd op dezelfde plaats (zodat ie niet hoeft te zoeken), tekent met een stift ook de afgelegde weg op de kaart en ... heeft het niet zo op steden begrepen. Maar vanavond wordt zijn uitzondering: hij gaat vanavond de stad verkennen en zal 'in town' blijven slapen. "Ja, een beetje weg van de grote massa", zo licht hij zijn plan toe, "hier in deze achterstraatjes zijn ook leuke clubs te vinden. Wat ga jij doen?", vraagt hij. "Ik? Ik ben weg! Ik heb twee uur rondgelopen en da's meer dan genoeg. Weet je wat ik eigenlijk wel wil? Toen ik de stad binnenkwam, zag ik onder een brug - " "Heb jij ze ook gezien?", valt Andrew me in de rede, "ik had eigenlijk gelijk moeten stoppen." Kennelijk komen mensen die lang reizen uit op dezelfde 'oplossingen'.

Feest onder de brug Eénmaal onder de brug is het feestje al een beetje verlopen, maar ik word prompt uitgenodigd om ook te eten van de hamburgers en hotdogs die ze hebben gegrilld. Er zijn hier nog veel meer 'Robèrt's, maar nu met een wat donkerder huid. De lokale kerkgemeenschap heeft deze bijeenkomst georganiseerd met de hulp van de buurtsuper (die de hamburgers sponsort), de snackbar (die incourante frisdrankjes leverde) enzovoort. Ik maak kennis met de man die het allemaal geregeld heeft en daarna met de voorganger. Ik sla de maaltijd af (wegens atheïsme, maar dat vertel ik ze niet).

Aan de zijkant zitten wat mensen achter een tafel en een bord met een (onderbroken) cirkel. Het is een bedrijf, dat probeert hier mensen over te halen deel te nemen aan één van hun programma's om af te kicken. Vooral van drugs, maar ook van alcohol. Voor niet-verslaafden, die een zetje nodig hebben uit de vicieuze cirkel van uitzichtloosheid te komen, bieden ze ook een programma. Nu werkt Isabelle sinds kort voor een private organisatie die ouderenzorg op zich neemt, en dus wekt dat bord mijn nieuwsgierigheid. "Wat wordt er bedoeld met: 'Inc.'? Dat is toch een bedrijf?", is mijn openingsvraag. De directeur wordt gevonden en even later zitten we te praten over overheidsregulatie en -controle versus (ondernemings)vrijheid.

Hier in de VS is die zorg compleet commercieel opgezet met als resultaat dat die zorg voor miljoenen Amerikanen niet toegankelijk is. Verzekeraars pikken de krenten uit de pap door hun klanten te screenen - als je ooit kanker hebt gehad dan kun je hier geen nieuwe verzekering afsluiten (tegen een normale premie). En ondanks de scherpe toelating zijn verzekeringen duur. Zo moet het niet, vinden Hillary Clinton en Barack Obama en ze gaan iets veranderen. (Wat? Dat is vandaag, 20 juni, nog onduidelijk. Maar de conservatieve lobby loopt zich al warm met spotjes op TV.)

Nou kan ik die conservatieve argumenten wel plaatsen: als ik denk aan de Belgische posterijen en ik projecteer die wij-hebben-het-monopolie houding op de gezondheidszorg, dan zou ik ook tegen zijn. Er moet een middenweg zijn, en die kon wel eens liggen in het stellen van strikte kaders door de overheid, waarbinnen ondernemingen de zorg mogen invullen.

En da's precies wat deze man doet. Inmiddels heeft hij zo'n 250 'bedden' in drie vestigingen, en een veelvoud aan ambulante patiënten. Een afgetakeld pand naast de brug is vorige week door hem gekocht. Hij verwacht er 30 bedden te kunnen creëren, tegen mimimale kosten. Telkens als ik in Nederland in een ziekenhuis kom verbaas ik me over de dure gebouwen - iets waar deze amerikaanse ondernemer geen geld aan gaat verkwisten. Natuurlijk klaagt hij over de bemoeienis van de overheid, en de controles, maar op de vraag: "Vindt u het een goed systeem?" antwoordt hij volmondig "Ja".

Parkweg

In Baton Rouge vind ik een hotel dichtbij een zwembad. Ik heb in drie dagen 1850 kilometer gereden en da's teveel. De twee en een halve week vertraging iets inlopen zou goed zijn, maar niet als ik mezelf voorbij loop. Bovendien moet dit verhaal geschreven worden: ik besluit 21 juni niet te reizen. Maar die dag schrijf ik weinig en het zwembad zie ik ook al niet van dichtbij. Ik slaap veel en schrijf e-mailtjes.

De 22ste begin ik weer vroeg (6:40 uur) en terwijl het nog koel is sta ik aan de oever van de Mississippi een foto te maken; hier is mijn 'nu rechtsaf' punt. Verder gaat het naar het noorden, langs de rivier. De luchtvochtigheid is nog steeds erg hoog en om tien uur, in een plaats die Natchez heet, plakt alles. Op een bord lees ik "geen beroepsvervoer op Natchez Trace parkway". De weg staat niet op mijn kaart maar zou parallel lopen 'mijn' state highway die wel op de kaart staat.

Natchez Trace Parkway En zo kom ik bij toeval op één van de mooiste wegen van de VS terecht. Een parkway is een weg die door de 'National Park Service' wordt onderhouden, waar alleen recreatieverkeer mag rijden, en niet harder dan 50 mijl per uur (80 km/u). Er zijn geen bedrijven, geen billboards, geen motels. Wat overblijft is natuur, met gemaaide bermen. Het is een bijzondere ervaring, al rijd ik in de middag een tijd langs de parkweg, om het échte Amerika niet uit het oog te verliezen.

Landelijk Mississippi is zoals ik het in films heb gezien: zacht glooiende heuvels, waarvan een flink deel in cultuur is gebracht. Het land wordt gebruikt voor veeteelt (koeien, maar ook wat paarden) en landbouw. Het biedt een aantrekkelijke, afwisselende aanblik. Ik verwachtte niet dat er overal huizen zouden staan. Zelfs ver verwijderd van de kleine dorpjes waar ik doorheen rijd staan woningen. Geen boerderijen, maar onderkomens op een paar duizend vierkante meter. Some hele mooie, met rondom veranda's of statige pilaren als het huis twee verdiepingen heeft. De wat eenvoudiger huizen zijn pre-fab: ik zie die huizen wel eens op een vrachtwagen voorbij komen.

Het valt me op dat ook hier fanatiek gras wordt gemaaid - iedereen maait tenminste het stuk van de eigen grond dat grenst aan de openbare weg. Het lijkt wel territoriumdrift.

Hoewel je niet hard mag rijden is de parkweg toch een prettige doorgangsroute, want pas toen ik van de weg afweek wist ik wat erg nóg ontbrak: verkeerslichten. De rest van de middag trekt het landschap aan me voorbij; na bijna 11 uur motorrijplezier strijk ik neer in een motel in Tulepo voor één nacht.