Solo van België naar Australië op een BMW R1100 GS motorfiets.

Tweeëntwinstigste verslag - 25 juni t/m 11 juli 1999...

Net geen boete...

Het weer is de laatste dagen wisselvallig geweest, maar vandaag is een schitterende dag. Niet warm, slechts 21 graden - perfect weer voor een lange motorrit. Mijn bestemming is heel dichtbij: nog geen 80 kilometer. Ik ben (per e-mail) uitgenodigd door Richard Wolters, een in Australië wonende, BMW liefhebbende Nederlander. Ik heb het route-boek opengeslagen terwijl ik Richard aan de telefoon had, gisteravond. Ik heb heel snel een plan gemaakt vandaag de D'Aguillar en Blackall bergen ten noorden van Brisbane te bezoeken. Ik kan vanavond op tijd terug in Brisbane zijn om kennis te maken met Richard. Vanuit Surfers Paradise is het ruim honderd kilometer rijden naar het begin van de spectaculaire route. Zo tegen dat de GPS toe is aan het tweede merkpunt ga ik de beschrijving eens goed lezen. Onder 'boekingen en vergunningen' staat dat ik het enige bos rond Brisbane zal doorkruisen waarin gemotoriseerd verkeer is toegestaan. Maar ik moet wel een vergunning hebben, persoonlijk af te halen in Brisbane, nu zo'n 50 kilometer terug...

Het is heel goed te merken dat ik in de buurt van een flinke stad ben; er is veel meer verkeer en het aantal verkeersborden is hoger dan ooit. Soms gaan ze wel wat ver: voor een flauwe bocht in een 80-km weg staat een waarschuwingsbord: 'scherpe bocht, adviessnelheid 80 km per uur'. Ik weet, dat als ik straks éénmaal op het gravel ben, dat ik niemand zal zien. Zo is het voortdurend gegaan en ik heb eigenlijk helemaal geen zin terug te rijden voor een vergunning. Bij het bord dat me verbiedt door te rijden pauzeer ik even. Ik zie een Ute met een motorcrosser. De eigenaar zit totaal bezweet koffie uit een thermoskan te drinken. Ik vraag: "Heb jij een vergunning?". "Ja, je wordt verondersteld een vergunning te halen in Brisbane. Maar dat doe ik nooit.", is het antwoord dat ik al verwachtte. We speculeren nog even wat over de kans dat onze overtredingen zullen worden opgemerkt. Ik heb op de weg hierheen de boswachter zien rijden (ik dacht eerst dat het een tegenliggende politieauto was en remde al flink). De kans lijkt ons klein, de boete is zo'n 150 dollar. Ik waag het erop.

De weg is heel steil. Op grotere hoogte krijgen de eucalyptus bomen de overhand, terwijl op de lager gelegen, beschutte noordhellingen het regenwoud kan groeien. Palmen en varens zijn vast familie van elkaar. Ik zie varens zoals die in Europa voorkomen: lage planten, die zoveel mogelijk licht vangen met hun ver uitgespreide bladeren. Ik zie nog veel meer soorten die niet ken, waaronder varens die op bomen lijken. Ze hebben een houtige stam van ongeveer 2 meter hoog, waarop de blader-kroon groeit zoals bij de lage soorten. Ertussen staan palmen, waarvan de bladeren laag bij de grond beginnen en van de stam afvallen naarmate de plant hoger wordt. De overeenkomsten tussen de palmen en varen hebben vast te maken met gemeenschappelijke voorouders. Als ik de berg weer afgedaald ben kom ik in zo'n stuk regenwoud - het heet niet voor niets 'regen'woud, want alles is vochtig. De weg is modderig, er zijn vele beekjes (waar ik dwars doorheen rijd) en de lucht is zwanger van waterdamp. Het water lijkt wel gevangen in het bos.

Ik ben al twee auto's tegengekomen. Da's twee meer dan ik gewend ben. En.. als ik de volgende bocht heb genomen word ik bijna van het bospad gereden door een boswachter in een 4WD met een aanhanger. Verbouwereerd hebben we oogcontact terwijl ik een enorme zwenk naar links maak. Hij verwachtte me niet, kennelijk. Zou dat vergunningsysteem leiden tot een aankondiging wie er in het bos is, vandaag? Hoe dan ook, met die aanhanger kan ie toch niet omkeren. Ik draai het gas na mijn ontwijkmaneuvre niet dicht, maar maak me uit de voeten.

Collega overlander

Richard

Ik ken Richard Wolters helemaal niet. Hij heeft me herhaaldelijk gevraagd langs te komen nadat ie mijn adres van Daan van der Keur had gekregen. Richard is BMW liefhebber en hij is actief op het Internet met een homepage en hij is actief lid van een mailinglist die over BMW GS motorfietsen gaat. Een jaar geleden is ie met twee makkers van Brisbane via Madras, India naar Amsterdam gereden. Allen zijn leden van Ulysses: 'Grow old disgracefully'. Het is een snel groeiende vereniging van bikers op leeftijd. Eén van de reisgenoten is al gevorderd tot in de zestig. Hij is nog niet terug en heeft helemaal geen plannen terug te keren. Hij is nu in Rusland op zijn Harley Davidson. Ik heb wel eens tegen iemand gezegd: "Als ik deze wereldreis niet nu gemaakt had, op deze midden-dertige leeftijd, dan was het er nooit meer van gekomen." Wat een onzin - deze kerels hebben dat maar weer aangetoond.

Na mijn tocht door de Blackall bergen kom ik in Beenleigh aan, waar Richard woont. Vriendin Kaye is er op deze vrijdagavond niet en wij doen ons tegoed aan pizza en bier die we hebben besteld. We besteden de hele avond aan kletsen over motorreizen. Eindelijk weer eens een verhaal of twee horen, in plaats van mijn pogingen aan iemand die niet weet waar Pakistan ligt uit te leggen hoe ik in Australië ben aangekomen. Richard heeft een commerciele functie en verontschuldigt zich voor zijn kostuum-met-stropdas. Verkopers kennen de waarde van een goed verhaal, en Richard volgt de ene anekdote op met een ander avontuur.

De zaterdag besteden we aan motorrijden. Een relatief klein stukje maar, want we maken ook nog een wandeling in de boomtoppen van alweer een stuk regenwoud. Er is een loopbruggen systeem opgehangen in de bomen, waar we overheen klauteren. De uitzichten zijn bijzonder fraai; we bekijken ze vluchtig terwijl we verhalen en ervaringen blijven uitwisselen. De weersverwachting is miserabel: vanavond zal het gaan regenen en dat zal vijf dagen aanhouden. Zondag blijf ik nog, alleen om te zien dat de voorspelling correct was. Maar ik heb een puike dag: samen met Richard struinen we het Internet af, schroef ik een scanner uit elkaar en lossen we een printer probleem op. Het is de wijze waarop een regenachtige zondagmiddag aangenaam gemaakt kan worden, zeker voor iemand die al een jaar niet zo'n 'huiselijke' dag heeft meegemaakt.

Op maandag komt de regen nog steeds met emmers tegelijk naar beneden. Richard en Kaye bieden me aan te blijven, maar ik wil naar het noorden. Ik begin genoeg te krijgen van de winter. Iedereen die dit deel van Australië bezoekt, gaat naar Fraser Island. Dat is een eiland dat geheel uit zand bestaat en zo bijzonder is dat het net als Kakadu nationaal park en het Great Barrier Reef op de 'World Heritage' lijst van beschermde gebieden staat. Ik rijd er voorbij, want in de regen lijkt het me niks. Ik stop totaal verkleumd in Rockhampton - ik heb alleen asfalt gezien en heel erg veel water. Ik heb een behoorlijk stuk van de route in het boek afgesneden - de route voor morgen brengt me over de bergen naar het woestijngebied in de regenschaduw. Via een plaatsje dat Dingo heet begeef ik me weer op het gravel. In de middag gaat het via deze onverharde en zeer steile wegen over bergen weer terug naar de kust, waar het prompt regent. De afdaling houdt het midden tussen motorrijden en balanceren in de modder. De omgeving maakt het de extra moeite echter dik waard.

Modder

Vanuit Mackay is Eungella Nationaal Park eenvoudig bereikbaar over asfalt. Het is droog als ik de motelkamer verlaat en de receptionist vertelt me dat de bui waarin ik gisteravond arriveerde de eerste in weken was. Ik lees nu wel even de hele route beschrijving; natuurlijk ga ik niet via het asfalt naar het park. Mijn weg voert door het Mia Mia Staatsbos, waarvoor een vergunning is vereist. De weg wordt na hevige regen gesloten. Op het 'Department for Primary Industries' in Mackay (Ministerie van Landbouw en Visserij) krijg ik de gratis vergunning met de verzekering dat na de 10 mm regen van hedennacht de weg open en goed berijdbaar zal zijn.

Ik rijd eerst ongeveer vijftig kilometer landinwaarts, waar de bergen van de Great Diving Range beginnen. De strook land tussen de bergen en de zee is cultuurlandschap: hier wordt suikerriet verbouwd. Kilometerslange velden staan vol met wuivend suikerriet, dat juist geoogst wordt. In Thailand werd het riet ook geoogst toen ik er langs kwam in januari. Ik kan haast niet geloven dat er al een half jaar is verstreken. Gebruikte men in het armere Thailand nog stokoude vrachtwagens, hier in Australië gaat het met industriële efficiëntie. Langs de velden liggen smalle spoorlijntjes waarop wagonnetjes passen die ook achterop een speciale aanhanger gezet kunnen worden die de akker op worden gereden. Enorme machines maaien het riet en spuwen het in stukken gehakt in de wagonnetjes. In lange treinen wordt de oogst naar de fabrieken vervoerd die hier en daar grote stoomwolken de lucht inblazen. Overal hangt de weeïge geur van gehakt en gekookt riet.

Gevallen BMW

Hogedruk gebieden die in het midden van Australië boven de enorme landmassa ontstaan drijven uiteindelijk het continent af, meestal in zuid-oostelijke richting. Zo'n gebied zorgt dan voor een stroming (linksom, tegenovergesteld aan het noordelijk halfrond) vanaf de zee. Die vochtige lucht zorgt voor regen, zeker als die lucht gedwongen wordt te stijgen boven de bergen van de Dividing Range. Daarom is deze kuststrook zo dicht begroeid - hier valt alle water. Achter de Range, in de regenschaduw, is het droger - geen regenwouden, maar boomsoorten die een half jaar zonder regen overleven. En heel veel gras, dat ook is aangepast op de droge perioden. Achter de Range wordt geen riet verbouwd, maar daar kweekt men biefstukken. De grote grasvlakten worden bevolkt door runderen die er bijna 'vrij' leven, totdat ze bijeen gedreven worden voor de rit naar de slachterij...

Eungella ligt nog net aan de zeezijde van de bergen. Ik draai de asfaltweg af richting de regenwouden. Maar: naarmate ik dichterbij de bergketen kom, zie ik meer en meer regenwolken. Het heeft hier veel meer geregend dan aan de kust - in de eerste vijf kilometer op het bospad val ik drie keer. Bij de derde keer heb ik eindelijk de tegenwoordigheid van geest er eens een foto van te maken. Als de motor nu maar op de andere koffer lag, dan kon ik bij de film voor de camera... Gelukkig heb ik de kleine camera altijd bij de hand. Ik ben juist een beek overgestoken, en te oordelen naar de hoeveelheid water ben ik onderin een dal. De klim uit de rivierbedding is steil en erg glad. Ik heb nog nooit zulke vette modder gezien: het lijkt wel klei-achtige lijm. Natuurlijk ligt de motor precies in een geul en krijgen mijn laarzen geen grip in de vieze massa. Na een gevecht van een kwartier is het gevaarte vijftig centimeter verplaatst en is het voorwiel helemaal gevuld met klei. En die klei lijkt snel te drogen; als ik de fiets weer overeind heb wil het voorwiel niet meer draaien omdat de klei tussen band en spatbord klem zit. Ik sleep de machine de beek in om aan de schoonmaak te beginnen. Er komen nog vijf doorwadingen, maar niet voor mij. Ik keer om.

Duiken

Teruggekomen in Mackay is het stralend weer. Via de Highway kom ik langs Proserpine, vanwaar een weg naar Airlie Beach loopt. Vanuit deze kustplaats zijn de Whitsunday eilanden bereikbaar, en nog wat verder het Great Barrier Reef. Ik weet wel dat één zwaluw geen lente maakt, maar toch zet ik de tent op. Ik word de volgende ochtend wakker onder een strakblauwe hemel. Ik boek een zeil-duiktocht van drie dagen aan boord van de 'Romance'. Vanavond om 19:00 uur vertrekken we om de hele nacht te zeilen naar het Rif.

Romance zeilboot onderweg naar de Whitsunday eilanden

Het Great Barrier Reef ligt een flink stuk uit de kust, in wat deze landrot 'open zee' zou noemen. Vanaf de haven is het zo'n 50 nautische mijlen (95 kilometer) naar het 'Knuckle Reef', waar we de eerste duiken zullen maken. Direct uit de kust is de zee slechts zestig meter diep; pas dichtbij het rif wordt het zo ondiep dat de golven breken. Dat is het enig aan de oppervlakte zichtbare van dit wereldwonder. De hemel is de hele nacht onbewolkt gebleven en het heeft enorm hard gewaaid. Vrijwel de hele nacht hebben we halve wind gevaren, terwijl ik op het dek lag te slapen. Dat viel niet mee, want de golven van twee meter hoog sloegen diagonaal tegen de boeg. De boot stampte niet alleen, maar rolde ook behoorlijk. Maar weinig dingen zijn zo leuk als op het dek van een zeilboot naar de sterren liggen staren - het slaapgebrek is een zorg voor later.

Ik zal niet lang jammeren over de duikuitrusting - geen gesprongen slangen zoals in Maleisië. De eerste indruk nadat ik met een flinke sprong te water was: "Brrr - koud!". Het tropische water is maar 24 graden. In het 30 graden warme water van Thailand en Maleisië had ik een volledig pak en hier slechts een 'shortie': korte mouwen en pijpen. De duiken mogen slechts 40 minuten duren (één van de vele regeltjes) maar dat vind ik als ik éénmaal onder water ben niet erg. Veel langer houd ik het niet uit door de kou. Ik hoop, dat ik deze winter terug in België snel wen aan de lagere temperaturen, want ik voel me af en toe wel een zeurkous. Ik ervaar 22 graden en zonneschijn als frisjes, tegenwoordig. Da's zo ongeveer de maximale temperatuur in de Ardennen, in de zomer!

Onder water waan ik me opnieuw in het aquarium van Artis. Vreemd hoe eerste indrukken (ik was tien jaar toen ik dat aquarium voor het eerst zag) blijven hangen. En Artis heeft haar bassins gemodelleerd naar deze zeeën, niet andersom. Maar nog steeds heb ik de eerste paar minuten van een duik het gevoel in die onwerkelijke, onbereikbare wereld achter dik glas rond te zwemmen. "Wat zie je er dan?", zou je willen weten. Woorden schieten tekort: Stel je een schuin aflopende berghelling voor, met begroeiïng gemaakt van kalk in wonderlijke kleuren zoals gifgroen, donkerbruin, zachtpaars, beige, hardblauw en knalrood. De namen van het koraal zeggen vaak iets over de vorm: gewei- en hersenkoraal zijn voorbeelden. Tussen deze vormenrijkdom groeien anemonen, sea-fans (grote waaiers die plankton vangen), de zachte koraalsoorten zoals pijp-koraal (lange, rechtopstaande paarse pijpen) en het microscopische spul.

De clown-vis geniet de bescherming van de anemoon, de koraal-forel (een Australische naam) verstopt zich onder de overhangende koraal constructies, de mosselen hebben zich ingenesteld en kleine zwarte visjes verbergen zich in één bepaalde soort koraal als ik kom aanzwemmen. Sergeant-majoors (5 centimeter groot) vallen me dapper aan als ik te dichtbij kom. Een mossel van een halve meter sluit zijn schelp pas als ik 'm aanraak, terwijl een cuttle-fish (een soort inktvis) zijn lichaamskleur al vijf keer heeft veranderd als ik nog een meter te gaan heb. Boven me cirkelen een paar Barracuda's met hele grote bekken, de snelste vissen van de zee.

Ik bekijk alles terwijl ik gewichtloos ben. Het is een heerlijk gevoel te drijven, met mijn hoofd naar onder als dat zo uitkomt, helemaal ontspannen. Als ik inadem ga ik een klein stukje omhoog, terwijl uitademen een kleine daling veroorzaakt. De eerste jaren na iedere duikvakantie droomde ik van deze sensatie - beter dan marihuana roken in Pakistan (opzettelijk niet in het reisverslag opgenomen). We blijven de hele dag voor anker liggen op deze prachtige plek. Met een klein motorbootje worden we telkens op een andere plek 'afgezet' en later weer opgehaald. We duiken vier keer op het Knuckle Reef, de laatste duik in het donker. Velen hebben het na drie duiken opgegeven en laten de laatste duik schieten omdat ze het te koud hebben. Ik heb me na de derde warm aangekleed in de veronderstelling dat ook ik de laatste duik niet zou maken. Maar als ik weer warm ben (het is inmiddels zwaar bewolkt en aan de horizon regent het) ga ik toch.

We blijven de nacht op dezelfde plek - velen hebben vannacht geen oog dichtgedaan. In de luwte van het rif ronken we allemaal de hele nacht, maar niet op het dek, want het is gaan regenen. Omdat ik me als laatste meld voor een hut krijg ik een slaapplaats in de boeg. Doodmoe val ik vrijwel onmiddelijk in slaap.

Om acht uur 's ochtends liggen we alweer in het water; na het erop volgende flinke ontbijt komt de kapitein aankondigen dat we alles moeten vastzetten, omdat de verplaatsing naar Hardy's Reef over een stuk zee met drie meter hoge golven zal gaan. Waarom slaap ik graag aan dek? Je ruikt er het braaksel van de zeezieke medepassagiers niet... Verschillenden kieperen de ontbijt-pannekoeken onvrijwillig overboord. Het lijkt wel op de kokkin en de kapitein samenspannen...

We maken weer vier duiken deze dag en iedere keer kleed ik me zo warm mogelijk aan. Het helpt goed - ik heb veel minder last van de kou. Zondagochtend besteden we aan de terugreis in twee delen. Ik zoek na de eerste duik mijn bed op, maar wordt daar twee keer uitgegooid door de bewegingen van het scheepje in de onrustige zee. De laatste duik is nabij één van de Whitsunday eilanden. Het is een grote baai, die bescherming biedt tegen de stormen. De bodem is hier wat vlakker, waardoor een prachtige koraaltuin is onstaan. Deze laatste, ondiepe duik is de leukste van alle tien. Ik heb wel een redelijke indruk van het Great Barrier Reef. Nou ja, van dit stukje dan, want als ik zeg dat ik 500 meter heb gezien van de 2000 kilometer rif die hier liggen, dan ben ik al aan het overdrijven.

Regeltjes, regeltjes

Dat Australië een Britse kolonie was weet iedereen. Dat de koningin van Engeland vandaag nog immer het ceremoniele staatshoofd van dit land is, wist ik niet. De Aussies noemen de Britten Pommies - een POM is een Prisoner Of her Majesty, een britse gevangene dus. Maar het was niet alleen het Engelse verbannings beleid dat vele Britten heeft gelokt. In Katoomba was ik te gast in een motel met twee uit Engeland afkomstige eigenaren. Het echtpaar woonde hier al 29 jaar, maar noemde dat eiland voor de kust van Europa nog steeds 'back home'. En over vijf jaar, als ze van hun hier opgebouwde pensioen gaan genieten, dan zal dat in het Verenigd Koninkrijk zijn.

Men spreekt Engels, soms met een sterk accent waaraan ik moest wennen. De inrichting van het land lijkt op die van de Verenigde Staten. Vele hotel-, fast-food, detailhandel- en zelfs videoverhuur ketens zijn Amerikaanse ondernemingen. Een eerste oogopslag doet vermoeden dat de Aussies met hun joviale "G'day, mate!" meer op Amerikanen lijken dan op de stuggere Britten. De overeenkomst met de Britten schuilt in de bedilziekte. Het zal wel komen doordat de kleine, geïsoleerde gemeenschappen erg op plattelandsdorpjes lijken. Een wat meer kosmopolitische houding is in Melbourne en Sydney wel te zien, maar daarbuiten lijkt veel gericht op het regelen van zaakjes die de moeite nauwelijks waard zijn. Wat denk je van een bordje dat regelt dat je 5-jarige kind alleen het toilet mag betreden onder begeleiding van zijn ouders? Of een afgetrapte stoel in de hoek van een werkplaats met "customer waiting area"? Of het verzoek je GSM telefoon uit te zetten bij binnenkomst bij de bakker omdat het de kassa zou ontregelen?

En dat zijn de privé initiatieven. De overheid doet dapper mee regels te verzinnen waarvan men zich niet afvraagt of de naleving mogelijk of zinnig is. Ik heb iemand gesproken die zijn auto verkeerdom had geparkeerd en daar een boete voor kreeg (net zoals JC in 1994, overigens). Waarom moeten alle auto's met de voorwielen naar dezelfde kant staan? De parkeerwachter wist het niet... Dat je rondom een schoolbushalte rustig aan rijdt is een duidelijke zaak. Er is een bord in omloop dat de maximumsnelheid begrensd tot 40 km/h, tussen 8:30 tot 9:00 en van 15:30 tot 17:00 uur. Het is een heel groot bord, met al die tijden erop. Ik had gehoopt dat die tijden altijd hetzelfde zouden zijn, maar nee: ieder dorp heeft eigen tijden. Ik heb er één gezien in een 100 km/h weg, vlak voor de bushalte. Het bord 'einde 40 km/h zone' stond 50 meter verderop. Het doet me sterk denken aan de vreemde Britse politieke oplossingen die acceptabel zijn, maar de werkelijkheid uit het oog verliezen.

Wat me het minst aanstaat is de afschuif-mentaliteit. Duiken is gevaarlijk, zegt men. Ik moet daartoe iedere keer schriftelijk verklaren dat mijn erfgenamen geen claims zullen instellen tegen de club waarmee ik duik. Algemeen aanvaard, maar niet genoeg voor Australië. Hier moet ik mijn handtekening zetten voor de door mij geconstateerde duikdiepte van mijn mede-duiker. Bovendien moet ik aan het eind van iedere dag tekenen voor de juistheid van mijn duikprofielen zoals die door de dive-master worden bijgehouden. Als er iets met mij gebeurt zal het lastig worden de duikschool na te dragen dat zij iets fout gedaan konden hebben.

Carrie

Natuurlijk zijn er twee kanten aan de afschuifpolitiek: De uit Groot-Brittanië afkomstige Carrie wees me tijdens een verhitte discussie na afloop van de duikdriedaagse op haar invalshoek. Carrie verwacht dat de overheid in Australië controleert of een duikclub aan de eisen voldoet. Zij kan dan in vertrouwen een duikclub kiezen, zonder na te denken of het personeel wel kundig en het materiaal in topconditie is. "En als jij zou overlijden, dan zou jij toch ook willen dat er onderzoek wordt ingesteld?", daagt ze me uit. Afgezien van het feit dat me het geen moer zal kunnen schelen als ik éénmaal dood ben, kan ik me voorstellen dat degenen die mij liefhadden willen weten dat ik omkwam tijdens het duiken, en niet tijdens motorrijden. Maar om te weten of de remmen weigerden, of dat ik dom genoeg was te water te gaan met een slechte ademautomaat, dat lijkt me minder belangrijk. Die kennis zal me niet tot leven wekken. Carrie staat op een diepgaand (3 en meer maanden) onderzoek. We verschillen van mening.

Als je door een auto overreden wordt nadat je dronken een café uitstrompelt, dan kan het zijn dat de eigenaar van de bar schuldig wordt bevonden. In Surfers Paradise werd de schuldvraag voor 40 procent aan de verkoper van de drank en slechts 30 procent aan de dronkene toegewezen. Iedere bar heeft (verplicht) een bordje dat ze geen alcohol aan dronkenen mogen verkopen. Maar wat 'dronken' is, weet niemand. Het wachten is op een rechtszaak die dat gaat regelen. Alcohol verkopen mag alleen als je een vergunning hebt, overigens. Die vergunningen worden niet makkelijk verstrekt en zijn peperduur. In de staat Queensland mogen alleen hotels drank verkopen - de drive-in bottleshops naast de hotels (waar je je koffferbak discreet kunt volladen) weten dan ook niks over de smaak van de wijn die ze verkopen, maar meer over de juridische problematiek.

Als ik ga vragen om verlening van mijn visum, wil ik ook weten wat de sancties zijn. Zo ben ik nou éénmaal - ik wil weten wat de 'straf' zal zijn als ik iets doe of juist nalaat. De juffrouw springt als door een wesp gestoken op en gaat een collega halen. "Deze meneer wil de Australische wetten te overtreden", zegt ze als de getuige aanwezig is. Ik haast me mijn vraag politiek juist te laten klinken: "Wat zou de sanctie zijn in het hypothetische geval dat een buitenlandse bezoeker uit Europa langer blijft dan het visum toestaat?" Het klinkt erg krampachtig. (Ik mag overigens rekenen op gevangenschap tot de deportatie, die ik zelf moet betalen: 95 dollar per dag. Natuurlijk komt het vervoer naar Europa ook voor mijn rekening.) Krampachtig - da's precies het juiste woord voor de regeltjes van dit land.

We gaan nu naar uranium delven middenin Kakadu Park. Omdat het geld opbrengt, natuurlijk. Maar er is niemand die dat rechtuit zegt - het vraagstuk was of UNESCO in Genêve het park op de lijst van bedreigde World Heritage natuurgebieden wilde zetten. UNESCO deed dat niet en nu is de mijnbouw goedgekeurd. Men laat het land (mede) besturen door een club in Genêve omdat het aan politieke moed ontbreekt. Tegelijkertijd deugen de Amerikanen niet, de Pommies zijn niet goed en van de rest van de wereld is men zich niet altijd erg bewust. Nee, de mentaliteit van deze Britse afstammelingen staat me niet erg aan.

Lotgenoten

Burdekin River waterstanden

Vanaf de kust rijd ik via Ayr binnendoor naar Charters Towers de Range weer over. Gravel bergwegen zijn wel mijn favoriete manier de keten over te steken. Vanuit Charters Towers gaat het Porcupine Gorge Nationaal Park waar ik een kloof van een paar miljoen jaar oud bekijk. De rivier die verantwoordelijk is voor deze arbeid bevat nauwelijk water in de droge periode. Geen wonder dat het uitslijten zo lang duurde: het is een part-time dienstverband!

De hele omgeving is kurkdroog grasland. Onderweg kom ik hekken tegen die over de weg zijn geplaatst om het vee uit de 'weide' van de buurman te houden. Ik rijd eigenlijk dwars door weilanden; er zijn geen hekken langs de weg; je moet gewoon een beetje oppassen voor loslopend vee. Meestal zijn de stukken grond begrensd door wildroosters en die liggen tientallen kilometers uiteen. Op het 200 kilometer lange zandpad van het park naar de asfaltweg bij The Lynd kom ik slechts een paar boerderijen tegen, die hier 'stations' worden genoemd.

Vlak voordat ik afsloeg naar de Porcupine Gorge heb ik gelunched in Prairie. De plaatsnaam is geïnspireerd op de omgeving: het is landschap dat we in cowboy-films ook als 'de prairie' zien. Het is een piepklein dorpje dat bestaat uit een benzine pomp, een postkantoor, een kleine supermarket (allemaal in één gebouw), een politiepost en het hotel / restaurant waar ik te gast ben. Er zijn dertig bewoners, zo vertelt de eigenaresse van het etablissement, terwijl ze me ook de rest van haar levensverhaal uit de doeken doet. De reden voor al deze faciliteiten is me snel duidelijk: Alle 'stations' in de buurt zijn ervan afhankelijk. Gisteren was hier een gezin te gast dat terugkeerde van inkopen doen in de grote stad. Dat kost ze drie dagen - een uitje voor het hele gezin dat ze afsloten met een feestelijk diner in Prairie, nog drie uur gravelweg van huis...

Vanuit The Lynd gaat het weer terug naar de kust, waar het natuurlijk weer regent. Ik ga nooit meer in de winter naar Australië. Ik passeer Ingham waar ik Carolyn probeer te bellen, want die reageert niet meer op e-mail. Er zal wel iets met haar computer aan de hand zijn. Net ten zuiden van Tully kom ik Harmen en Nathalie weer tegen!

Ze zijn op weg naar Sydney. Twintig juli is hun reis voorbij; Australië heeft ze nogal wat pech opgeleverd en heel veel geld gekost. De aanschaf van de Suzuki voor Nathalie was een verkeerde: Harmen heeft een motorrevisie moeten uitvoeren. De kosten waren behoorlijk geweest, en net toen alles weer in orde was kreeg Nathalie een ongeluk. Haar knie is erg opgezet geweest, maar werkt nu weer redelijk. Ze zijn naar het ziekenhuis geweest en gelukkig is er geen blijvende schade aan het gewricht. Het ongeval en de kou in Alice Springs hebben hen doen besluiten om te keren en huiswaarts te gaan. Ze zullen morgen proberen de Suzuki motor te verkopen, zodat ze slechts één motor naar Nederland hoeven te verschepen. Twintig juli vertrekt hun vliegtuig, ze hebben dan precies één jaar gereisd.

Harmen en Nathalie zijn nog twee andere Nederlanders tegengekomen: Ronald en Martine. Ik zoek ze 's avonds op in Cairns. Ronald werkte ook in de computer industrie, als COBOL programmeur. Martine is medisch secretaresse. Zij heeft net als Nathalie de hele weg achterop de Africa Twin gezeten. Ik heb er bewondering voor. We besteden de avond en een deel van de volgende dag tesamen.

Erik Monninkhof, die nu met zijn hele gezin ook hier in Australië op bezoek is, heeft nieuwe remschijven voor me meegebracht. Alleen de speciale schroefjes leverden een probleem op - de BMW dealer in Cairns kan me ook niet helpen. Als ik Erik ontmoet, één dezer dagen, dan verzin ik wel een oplossing.

Inmiddels weet ik dat de computer van Carolyn wel werkt, maar dat er iets anders aan de hand is in Californië. Het lijkt haar geen goed idee dat ik direct na Australië naar de Verenigde Staten kom; over de redenen blijft ze onduidelijk. Ik heb de indruk dat het eind van de wereldreis en onze relatie tegelijk gaan komen...

Termieten

Als er een 4WD Mekka in de wereld is, dan ligt het op het uiterste puntje van Cape York (de 'punt' aan de rechterkant van het continent). Ik hoor uit verschillende bronnen dat de wegen dit jaar erg slecht zijn. Eén vertelt zelfs over afgesloten wegen. Bovendien is benzine slecht verkrijgbaar; als ik de route naar de punt wil afleggen, dan moet ik jerrycans gaan meenemen achterop mijn toch al zware motor. Ik besluit het plan te laten varen, maar in elk geval naar Cooktown te rijden.

Waterval

De strook land tussen de Dividing Range en de zee wordt ten noorden van Cairns erg smal. Er loopt een gravel weg langs de zee, door de bergen. Het is een hele mooie weg: erg hobbelig, erg bochtig, dwars door het regenwoud. Door de regen van de laatste tijd zijn bijna alle beekjes vol. Ik maak mijn diepste rivier doorwading ooit: Ik ben verbaasd dat de motor blijft werken met de bougiedoppen onder water. Zelf ben ik ook flink nat, al was het maar omdat ik de oversteek eerst zonder motor probeer. Bij de tweede rivier stap ik niet eens meer af, hetgeen ik bijna moet bekopen met een omgevallen motor (die zeker met de lucht inlaat in het water was gekomen). Een prachtige weg, die uitkomt bij een mooie waterval.

Ik zet de tent op tussen een handvol 'echte' Australiërs. De mensen die met een maand proviand in een auto door het zand naar 'Mekka' reizen is een heel andere soort dan de schichtige immigratie ambtenaar. Ik merk 's nachts niets, maar als ik in de ochtend alles inpak blijk ik iets te dicht bij een termieten nest te staan. De nijvere insecten hebben een groot aantal gaten in het grondzeil van mijn tent gemaakt en zijn bezig gegaan bouwmateriaal voor een termieten heuvel naar binnen te brengen. Als ik ze eruit wil zetten worden ze nog agressief ook! Maar uiteindelijk sla ik ook de laatste plat en rol de tent op. Tja, leuk wel, zo'n regenwoud.

Via Cooktown rijd ik de volgende dag terug naar Port Douglas nabij Cairns. Wat ik daar ga doen vertel ik een volgende keer...