Solo van België naar Australië op een BMW R1100 GS motorfiets.

Achtste verslag (van 20 tot 30 juli 1998)

Ik had een apartement op het oog in Çevlik dat mij enige privacy zou geven. Ik wilde niet in de verleiding komen me in te laten met nóg meer mensen, die verder zouden bijdragen aan mijn gevoel van uitputting. Want daar begon het op te lijken. Naar het schijnt ga ik iedere dag nét iets te ver, waardoor ik de avond en vaak ook de volgende ochtend het gevoel heb mezelf te moeten dwingen de draad weer op te pakken. Ik vind het rijden ook zó leuk, dat ik haast niet kan ophouden als ik éénmaal lekker bezig ben. Ondanks goede voornemens vóór de grootste hitte van de dag een onderkomen te hebben gevonden rijd ik dan toch door de einder tegemoet, of blijf ik ergens met iemand zitten kletsen terwijl ik steeds warmer wordt in dat motorpak en -laarzen.

Want is de hitte die me parten speelt. Dat zal wel wat blasé klinken, wetende dat Noord-Europa met moeite een paar warme dagen produceert, maar ik vind dertig graden te warm om veel activiteit te ontplooien. Het is dan eigenlijk ook al rijkelijk warm om motor te rijden. En bij 43 (drieënveertig, jawel) zit ik volledig ingepakt op mijn brommertje, omdat de hete lucht bij 120 kilometer per uur pijn begint te doen. Als ik even stilsta dan ben ik in een paar minuten helemaal bezweet en dan is rijden met open jas wel lekker. Maar als mijn huid dan weer droog is lijkt de hete lucht meer op een haarföhn. Nou is het gelukkig niet overal 43 graden - alleen toen ik aan het proefrijden was door de woestijn tussen Homs en Palmyras in Syrië.

De eerste beproevingen hebben zich dus aangediend. Mijn achterrem is bezig gegaan mijn remschijf te beschadigen en de remblokken waren niet op tijd in Beirut (of Beyrouth, zoals de op de Franse taal geïnspireerde borden er melden). Mijn eerst met superlijm besmeurde linkerkoffer is na mijn eigen reparatie met twee-componenten lijm opnieuw gescheurd en nu heeft een mevrouw in een BMW cabriolet diezelfde koffer van achter aangereden waardoor de steun (die aan de motor zit) nu ook gebroken is. De BMW importeur van Libanon verkoopt geen motorfietsen, en die in Jordanië of Syrië al evenmin. De dichtsbijzijnde is Israël, maar het lijkt steeds verstandiger daar niet naartoe te gaan, omdanks mijn dubbele paspoort. De volgenden zitten in Dubai (één van de Emiraten aan de Perzische Golf, ongeveer 2500 kilometer weg) of op Cyprus (6 uur varen vanuit Beirut, maar het is onduidelijk welk deel van Cyprus een dealer zou huisvesten). En ik ben eindelijk (een beetje) ziek, waarschijnlijk van besmet water waar ik meer dan een liter van heb gedronken.

Tijd dus om de truukendoos te openen. Ik ben na aankomst in Beirut dus maar in een duur hotel gaan logeren en heb me daar eens lekker laten verwennen. Een schoon bed, een schoon bad met douche, eens een keer geen kebab of falafel, in de middag slapen in een ruimte met air-conditioning en verduisterings gordijnen. Maar ik loop op de zaken vooruit..

Ik was dus van plan een uitrust-weekeinde in Çevlik in het uiterste zuiden van Turkije te gaan genieten. Op zich aardig, helemaal omdat het er bewolkt was toen ik op vrijdagavond aankwam. Ik nam aan, dat het daarom niet zo heet zou zijn, maar dat bleek een misrekening. Het was er marginaal minder heet, maar wel heel erg benauwd. Ik denk niet dat ik gedurende een nacht ooit zoveel vocht heb verloren. Maar goed, ik had in ieder geval mijn privacy en daarmee ook de tijd om te schrijven. Geslapen heb ik ook in ruime mate - ik knap daar altijd snel van op.

Ik ben inmiddels zo dicht bij de Arabische wereld dat de mensen hier al die taal spreken. Turks verstaan ze ook, maar ik kan met mijn Arabisch-op-reis boekje al aardig aan de slag. De Moslims hier zijn Alawite (da's de Engelse naam) en veel minder streng op kleding dan de Sunni Moslims in de omgeving van Kapadokya. Het lijkt daardoor direkt al een stuk aangenamer. Wel zijn de mensen hier straatarm. Sommigen wonen in tenten langs het strand - ik zie tenminste geen tekenen dat die mensen voor hun plezier aan het kamperen zijn. Ik kan me tenminste niet voorstellen dat de geiten ook meegaan op vakantie, of dat je zo erg aan je kippen hecht dat die ook meemoeten. De uitbaters van verschillende terassen langs het strand slapen op het meubilair of op de grond met een smerige matras. Ze kleden zich niet uit als ze gaan slapen en liggen onder een deken zonder laken. Het apartement dat ik huur had aanvankelijk geen lakens maar die heb ik gevraagd en gekregen.

Ook mijn gastheren slapen op het terras. Dat zijn trouwens twee echte Arabieren, geen Turken. Ik vind ze wel een beetje vies. En ze drinken zó veel Raki dat ze aan het eind van de avond nog nauwelijks aanspreekbaar zijn. Ik heb de eigenaar van het gebouw en de grond eromheen gesproken: de man verhuurt alles wat hij hier bezit. Het pension en het restaurant aan mijn gastheren, de grond aan een klein boertje die in zo'n tent woont, een huis dat achterop het land staat aan seizoens vakantiegangers en zo nog wat los spul. Mijn gastheren hebben zich volgens mij lelijk met dat contract in de vingers gesneden - ze blijven spreken van 'problems' met de business en er zijn inderdaad weinig eters of andere gasten. En dan nemen ze nog maar een glas Raki. (Dat is overigens een stookseltje à la Pernod, Ouzo enz.)

De laatste dag van mijn verblijf is één van de mannen met mij meegelopen naar de lokale toeristische attraktie: Alweer in een de rots uitgehakt woonverblijf. Denk dus niet, dat Kapadokya daar een soort monopolie in heeft. In Ermenek en Çevlik heb ik volkomen per ongeluk dus hetzelfde fenomeen gezien. Vroeger was het een soort park, maar nu is het geheel verwaarloosd. Een door de Romeinen aangelegd water-transport systeem, dat door de Engelsen zou zijn gerestaureerd, is onbruikbaar geworden. (Dat van de Engelsen maar dat begreep ik niet - zou dat betekenen dat Lauwrence of Arabia ook dit deel van Turkije heeft veroverd?)

Ik zag op tegen de grensovergang Turkije-Syrië, want de Syriërs zijn de eersten die moeilijk doen over banden met Israël en de rest van de westerse wereld. Ik heb verhalen gehoord over reizigers die alles moesten uitpakken en last kregen met de meest uiteenlopende zaken: een radio die teveel frequenties kan ontvangen, veel vragen over een laptop enzovoorts. Ik ben vroeg vertrokken zodat ik veel tijd zou hebben voor de grens. Van Çevlik naar de grens is een mooi stukje landschap. Het wordt niet intensief gebruikt - ik zie wat herders met hun kuddes en wat kleine akkertjes waar er water in de buurt is. De karakteristieke betonnen waterbakken die in heel Turkije een soort riviertjes op poten vormen om water te vervoeren, ontbreken hier.

De grensovergang is een hindernis met vier etappes. Eerst moet ik Turkije uit: mijn paspoort wordt gecontroleerd op een geldig visum en er wordt gekeken of ik niet te lang gebleven ben. De tweede etappe is de motor uit Turkije exporteren: de douane kijkt het formulier na dat ik bij binnenkomst heb gekregen, en stempelt het. Daarna volgt de eindcontrole en kan ik gaan rijden naar Syrië. Eerst moet ik wel even van paspoort wisselen en het komt zo uit, dat de Turkse beambte mij dat ziet doen. Gelukkig wordt ie er paniekerig van.

Syrië doet het in dezelfde volgorde als Turkije. In een wip was mijn persoontje toegelaten en mijn paspoort gestempeld. De brommer is wat lastiger: Mijn verzekering is hier niet meer geldig, ik moet mijn motor ook nu tijdelijk importeren en ... ik moet belasting betalen! En dat doen ze erg aardig: je moet bij een officiële Syrische bank dollars (of andere harde valuta) wisselen voor Syrisch geld, zodat je de belasting en de verzekering in lokale valuta betaalt. De harde valuta komt op deze wijze tercht bij meneer Assad (de sterke, maar oude man van Syrië).

Ik geloofde er eerst niets van - helemaal niet toen ze ongeveer zeventig dollar gewisseld wilden zien. Bij grensovergangen wordt iedere toerist getild door wisselmannetjes en de officiële bank bestond hier uit een keetje met een bureau en een open kluis die niet kennelijk niet meer dicht ging, want het geld ligt allemaal door elkaar in een openstaande bureaulade. Deze officiële bank maakte geen indruk op me en ik vertelde de man dat ik niet van plan was me beet te laten nemen. Ik wilde eerst de douane beambte zien.

Die legde mij uit, dat alles in orde was, maar dat hij eerst dat officiële wisselbriefje (uit dat keetje) moest hebben. Bovendien vertelde hij me dat ik voor de motor zo'n veertig dollar aan verzekering zou moeten betalen. De belasting zou zeven dollar zijn als ik een Carnet de Passage had. Die heb ik, dus dat scheelde ruim twintig dollar. Terug bij de 'bank' geld gewisseld en daarna was ik snel door de rest van de controles heen. Het geldwissel incident leverde mij een meer respectvolle behandeling op. De les die ik geleerd heb: Ga niet gedwee doen, maar laat je haarfijn uitleggen wat de bedoeling is. Mijn houding in het vervolg: "Ik pik geen flauwekul".

Ik had veel gelezen over de vriendelijkheid van de Syriërs. Het is allemaal waar. De mensen langs de weg wuiven, iedereen heet je welkom, overal krijg je gekoeld water en/of thee zoveel je wilt - ze zijn werkelijk fantastisch. Alleen daarom al zou je hier eens moeten gaan kijken. De weg wordt wel gelijk wat slechter maar is minder druk. En het lijkt wel of hier een straf staat op het bezitten van een afgebouwd huis. Aan alle huizen wordt gebouwd, uit alle daken steken betonijzers. Ziet er erg armoedig uit. Ik zie ook de eerste vrouwen in volledige chadors: het hele gezicht gaat verscholen achter een dunne (naar ik verwacht doorzichtige) zwarte doek. Maar er zijn ook vrouwen die hun haar onbedekt (mogen?) laten. Leuker is dat veel mannen in een soort jurk lopen, met rode of zwarte hoofddoek met zo'n zwart touw. Ik ben nu echt in Arabië!

Het Syrische landschap is toch anders dan vlak voor de grens - het staat hier vol met olijfbomen in keurige slagorde. Ik besluit nog maar even in de buurt van de kust te blijven ook al is het hier erg vochtig en benauwd. Ik stuit eerst op de plaats Lattakia. Een typische kustplaats met veel hotels. De stad zelf is niet de moeite waard. Opvallend is de afbeelding van Assad, die op alle overheidsgebouwen prijkt, maar ook achterop iedere bus. Zelfs sommige personenauto's voeren de tronie mee. Het leger en de veiligheids diensten (politie, ordetroepen) zijn van enorme omvang. Overal zijn ze, vaak met van die grote geweren. Er is zelfs een speciale busdienst die deze mannen in overheidsdienst van en naar hun werk brengt.

Ik ben goed uitgerust en zie nog helemaal geen reden om al te stoppen. Ik zet de reis voort in de richting van Tartus (ook een badplaats) om vandaar via Safita naar een kruisvaarderskasteel te gaan.

Langs de doorgaande wegen staan borden in Arabisch met daaronder voor mij leesbare namen. Maar: in de binnenlanden kom ik in bergachtig terrein (en dus is oriëntatie met alleen mijn kompas onmogelijk) en waar de onderschriften in Europees schrift ontbreken. Bovendien vind ik weinig mensen die Frans of Engels spreken. Frans wordt hier door de ouderen gesproken, omdat tot na de tweede wereldoorlog deze streken onder Frans bestuur stonden. Voor het eerst bevind ik me in een situatie die al gevreesd had: Ik kan de borden niet lezen, de mensen kunnen mijn kaart niet lezen en ik ben bezig te verdwalen. Het bleek nogal mee te vallen: na enig proberen had ik de uitspraak van 'Safita' in de gaten en door heel vaak te stoppen en te vragen kwam ik er toch. Al werd ik wel een paar keer de verkeerde kant opgestuurd omdat de mensen nu eenmaal niet durven toe te geven dat ze het niet weten of je niet begrijpen.

Ik kwam laat (half zes) bij het kasteel aan. Dat zou om zes uur sluiten. Ik had echter helemaal geen zin om tot de volgende ochtend te wachten omdat ik direct na zonsopgang weer verder wilde. De mannen bij de kassa hadden wel schik met die vreemde snoeshaan die meldde dat ie in dat motorpak nog even het hele kasteel wilde bekijken. Helemaal toen ik zei dat ik uitging van een gereduceerd tarief en extra aandacht - misschien wel een gids. Het tarief ging omlaag (Assad heeft ook al genoeg geld van me gehad vandaag) en vervolgens ging de gids mee voor het verschil tussen de officiële prijs en de mijne plus 100 Syrische Ponden extra (totaal zo'n 400 ponden, of 10 dollar). Ik heb in een uur (deel van de deal) zelfs de geheime ontsnappings gangen van binnen gezien.

Crac des Cevaliers

Het kasteel is door de Kruisvaarders gebouwd. Die gebruikten het als één van hun uitvalsbases. Het kasteel ligt heel erg mooi: op de bergrug die de zee van de binnenlanden scheidt. Je kunt dus aan beide kanten naar beneden kijken en als het niet zoveel vocht in de lucht was geweest dan had je in het zuiden de besneeuwde bergtoppen in Libanon kunnen zien en de Middellandse Zee naar het westen. Het kasteel is door aardbevingen beschadigd, weer gerepareerd en verbeterd: de muren van de binnenste verdedigingslinie hebben een schuine onderkant en zijn aan de basis wel tien meter dik. De Turken hebben de Christenen eruit gejaagd na een beleg van vier weken, de Sultan heeft toen de kerk geconverteerd naar een moskee. De kerk wordt nu dus overdwars gebruikt, omdat Mekka in die richting bleek te liggen.

De Fransen hebben in 1939 alle ophaalbruggen verwijderd in een poging het kasteel voor bezichtigingen meer toegankelijk te maken. De bewoners, want inmiddels hadden de lokale dorpelingen bezit genomen van het kasteel, werden uitgezet. (De beide ouders van mijn gids zijn in het kasteel geboren.) Een aantal torens werden in 1939 ook gerestaureerd, waardoor je er nu veilig bovenop kunt klimmen. Het is een uitstekend bewaard gebleven kasteel: de sfeer is direct aan te voelen. Een gevangenis ontbrak niet: donker en koud. Ook de openingen waardoor hete olie naar beneden worden gegooid om indringers op afstand te houden zijn er allemaal nog. Ik heb ook de ruimte waar de bakkerij was, de olijfolie opslagplaats en de rest van de keuken gezien. Kortom, het werd precies de rondleiding die ik wilde: vlot, geschiedenis doornemen terwijl je loopt en niet alles uitputtend behandelen.

Een paar honderd meter achter het kasteel is een hotel / restaurant 'De Ronde Tafel' - naar de ronde tafel van de ridders in het naastliggende kasteel. De hotelkamers hadden van die vieze matrassen zonder lakens. Maar ik mocht ook kamperen. Op het dak, in de wind. "Zou wel koud worden", waarschuwde men mij. Een Duitse familie uit Dubai hadden geen slaapzakken en zijn noodgedwongen de hotelkamers ingegaan... Ik had intussen een sjorband uitgegraven en alle superlijm van mijn koffer weggesneden. Met twee-componentenlijm een verbinding gemaakt en de breuk dicht gehouden met de sjorband. Die nacht als een roos geslapen onder de blote hemel.

Op het dak lig je niet bepaald in de schaduw - om half vijf gewekt door Allah die mij in Arabisch opriep voor het gebed (maar ik versta geen Arabisch en heb me nog maar eens omgedraaid). Maar om zes uur werd het al te warm om nog verder te slapen - ik op pad dus. Eerst naar Homs, waar naar alle waarschijnlijkheid een bank was. Die heb ik gevonden en er geld gewisseld (meer dollars voor Assad, die naar verluid 60% van het nationale inkomen voor defensie gebruikt).

Ik stopte bij een drogist (deodorant is voor mij een levensbehoefte geworden) maar die had geen deodorant. Wel werd ik uitgenodigd voor de koffie door de man die voor het naastliggende winkeltje stond. Veel te lang blijven kletsen met deze leraar Engels die lekker op mij aan het oefenen was; ik ben voorgesteld aan bijna iedereen die door de straat liep. Ook de brommer was erg blij met alle aandacht. Na anderhalf uur (met een spuitbus van een straat verderop - gehaald in kleine optocht) weer vertrokken met een nieuw plan: de leraar had me overtuigd dat Libanon nog wel een dag kon wachten.

Het kruisvaarderskasteel ('Crac des Chevaliers') had ik dus al gezien - ik moest zeker ook naar Palmyras. Ik wilde eigenlijk de Bekaa vallei in, naar Libanon. Want Menno zou daar een set achterremblokken naartoe hebben gestuurd. De docent had geen probleem met een gesprek over Israël en de mogelijkheden daar te geraken. Het Carnet de Passage (waarvan ik er maar één heb) wordt een probleem. Als dat gestempeld moet worden, dan ben ik de klos. Want dan zullen Syrië en Iran mij niet meer toelaten. Hoewel personen dus van Jordanië naar Israël kunnen reizen, wordt een eigen vervoermiddel een probleem.

Een ander plan dat naar voren kwam was de mogelijkheid vanuit Jordanië via Saudi Arabië naar Bahrein te reizen, en daar de boot naar Iran te nemen. Maar daar is het warm, erg warm (48 graden). Ik besloot het gelijk maar eens te proberen. En dus tegen het heetst van de dag naar Palmyras getogen. En dat was warm zat: 43 graden.

Palmyras is een oase, een verzameling ruïnes en een kasteel op een berg. De ruïnes geloofde ik wel, de oase was leuk, want ineens is er middenin de woestijn een soort hele grote tuin met (geplante, dat wel) palmbomen. Het kasteel wilde ik niet in, maar ik wilde wel even van het uitzicht genieten. Boven aangekomen wenkte mij zo'n jochie dat van alles en nog wat verkoopt om verder te komen. De weg loopt om het kasteel heen, maar ik verwachtte niet, dat de ingang lager zou liggen dan de weg. Dat bleek het geval en zonder achterrem en geen plaats om te keren ben ik tot twee keer toe op de steil aflopende grindweg omgevallen. Waterzak lek, cilinderbeschermer kapot en natuurlijk weer een knipperlichtje in stukken.

Om zeker te weten dat ik nu toch echt tegen de warmte kon (de weg dwars door Saudi Arabië is zo'n tweeduizend kilometer lang) dus ook maar die middag teruggereden, maar nu door echt verlaten gebied. Ik heb vrachtwagens gezien die helemaal niet meer over de weg rijden, maar gewoon dwars door de woestijn. Dit stuk is vooral begroeid met een soort piepkleine graspollen maar verder is er eigenlijk alleen maar de stenige ondergrond. Het landschap glooit een beetje en er is niets of niemand te zien. Heel soms stuit ik op bedoeïnen tenten - de mensen houden hier schapen en geiten. Ezels worden gebruikt als lastdier. (Kamelen komen hier alleen voor met fotograaf en de biotoop is de gemiddelde tourist-trap). De warmte is te doen - als je maar blijft rijden. En veel drinken. Ik moet vaak denken aan de jas die Marcel Vermeij heeft: wit, met ingenaaide waterzakken, zodat ie kan drinken terwijl ie rijdt. Lijkt me nu ook wel wat.

Ik kwam uit in Hama. De Orontes rivier loopt door Hama. Da's op zich niet bijzonder - de enorme waterwielen zijn dat wel. De stroming van de rivier wordt gebruikt om water op te vijzelen (tot 20 meter hoogte) voor de irrigatie van de omliggende akkers. De wielen zijn helemaal van hout, de assen ook. Ze kraken zoals een houten lagering dat betaamt. Ietsjes buiten de kern van de stad vond ik de grootsten: zo groot dat een jongen ernaartoe kon zwemmen, op één van de schoepen kan gaan staan en er dan als het wiel een derde omwenteling heeft gemaakt vanaf springt met een spectaculaire duik.

Het vervelendste dagelijks karweitje volgde: een slaapplaats zoeken. Vervelend, omdat je moe bent (inmiddels was het tegen zevenen op de dag die om zes uur begon) en eigenlijk geen zin hebt om telkens af te stappen, te onderhandelen over de prijs van een niet zo schoon bed en eventueel weer een stukje verder te rijden. Mijn plan was simpel: ik wilde weer gaan slapen op het dak van het restaurant op de berg. Een uurtje rijden (bleek iets langer), maar dan had ik weer de perfecte slaapplaats.

Het reizen door het Midden-Oosten wordt populair. Okee, er zijn nog geen Neckermann bustoeristen, maar wel iets dat daar op lijkt: een paar Engelse touroperators organiseren rondreizen in vrachtwagens met stoelen in de laadbak. Op die wijze heb je een soort vier-wiel aangedreven bus gekregen en kun je met die toeristen eigenlijk overal kamperen. Maar dat doen ze niet: ze frequenteren campings. In Ataköy (Istanbul) was ik deze club tegengekomen en in Ürgüp (Kapadokya) opnieuw. En wie hadden er dus bezit genomen van 'mijn' dak: jawel! Dezelfde club. En zij herkenden de solo-BMW reiziger natuurlijk ook, helemaal toen ik (alsof ik er woonde) met een breed gebaar achterom het terras opstoof. We hebben op deze laatste ontmoeting maar een biertje genomen (bij wijze van uitzondering voor mij). Zij gaan door naar Jordanië en ik ga de volgende dag naar Libanon. Het is niet waarschijnlijk dat we elkaar weerzien.

Libanon viel me tegen. De grensovergang was een fluitje van een cent (één uur slechts), de Bekaa vallei is inderdaad fraai, de bergweg naar Beirut spannend. En toch ontstond er geen liefde tussen het land en mij. Ik werd niet goed van alle militairen - vooral in de Bekaa vallei, die vroeger een terroristen kweekvijver was, moet iedereen om de vijf kilometer stoppen. Ikzelf word niet één keer gecontroleerd maar toch vind ik de Libanese en Syrische (!) soldaten storend.

Aangekomen in Beirut vind ik haast op de tast het Mariott hotel in het zakencentrum. Ik parkeer de motor maar zelf, want het mannetje dat de hele dag de limousines in de garage zet durft het niet aan. Menno zou een set remblokken ter vervanging van mijn totaal versleten exemplaren opsturen naar dit hotel - bij het inchecken waren ze er nog niet. De remblokken bleken Amsterdam nog niet te hebben verlaten - BMW in Libanon verkoopt wel auto's maar geen motorfietsen. De blokken zouden die dag nog vertrekken uit Amsterdam vertrekken, beloofde Tania mij.

In bijna heel Syrië is het water uit de kraan drinkbaar, maar kennelijk niet in 'De Ronde Tafel'. Iedere ochtend voor ik vertrek drink ik zoveel water als ik kan (meestal één liter) om uitdroging te voorkomen. Aangekomen in Beirut meldden mijn ingewanden dat de kellner van 'De Ronde Tafel' ongelijk had: mijn lichaam was niet tegen dat water bestand. Maar goed - in een luxe hotelkamer is het prettig toeven en ik heb die middag heerlijk geslapen. In de avond voor de afwisseling maar eens een Amerikaanse hamburger naar binnen gewerkt gevolgd door een bioscoop bezoek ('Titanic' - wel aardig).

De volgende dag op weg langs de kust naar het noorden, met als doel de hoge bergen tussen de zee en de Bekaa vallei. Het verkeer was zeer druk en er waren files. Sommigen doen onderweg allerlei dingen als ze iedere dag in files zitten. Haren kammen, stropdassen strikken, make-up aanbrengen: noem maar op. De mevrouw achter mij las de krant toen ik remde voor iemand die wat haastig van rechts naar links schoot en mij niet gezien had. En dus kwam haar BMW tegen de mijne tot stilstand en was de ophanging van mijn toch al gehavende koffer deels gebroken. De koffer hangt nog wel aan de motor maar voor terreinwerk is ie niet langer geschikt. (En het leek die mevrouw beter er vandoor te gaan.)

De klim naar boven werd wel heel bijzonder: beneden is het (de hele zomer lang) bewolkt. Bovenop de bergen is het helder en is de lucht vrij van de uitlaatgassen die Beirut vervuilen. Onderweg kom je door die wolken heen: ik heb nog niet eerder bij 28 graden in een mist van minder dan 50 meter zicht gereden. Doornat kwam ik de wolken weer uit om te genieten van het prachtige uitzicht. Ik had op een kaart in het hotel een weg gezien die helemaal doorliep tot in de Bekaa vallei, maar die weg stond niet op de door mij aangeschafte kaart. Het bleek een piste (onverharde weg). Ik kon de verleiding niet weerstaan, en heel rustig ben ik op 2000 meter hoogte de bergrug ingereden, totdat ik aan de andere kant Baalbek (in de Bekaa vallei) kon zien liggen. Wel was de piste voorzien van controleposten, drie maar liefst. Helemaal boven wemelde het van de hotels, want in de winter is dit een skigebied. Ik ben er gaan logeren.

Libanon viel me tegen omdat ik een beetje de stemming van Sarajevo verwachtte. Weliswaar is de burgeroorlog hier al acht jaar geleden en zal de vreugde over het einde ervan wel wat gesleten zijn, maar ik verwachtte minimaal een land in opbouw. In die zin was de aanwezigheid van het Syrische leger en de portretten van Assad een onaangename verrassing. In een gekochte krant las ik dat met ingang van augustus het telefoneren met Syrië vanuit Libanon niet meer als internationaal gesprek wordt behandeld: kies 02 voor Syrië. Assad lijkt Libanon te hebben ingelijfd. Het Parijs van het Midden-Oosten is nog niet gerepareerd: vele gebouwen zien eruit als die ik in Bosnië heb gezien: met kogelgaten, met dichtgemetselde granaatinslagen en verlaten flats vanwege instortings gevaar.

Een gesprek met een paar jongeren ("Schrijf mijn naam of adres niet, want anders heb ik straks geen naam of adres meer") gaat na een kwartier over een conflict dat nog aan de oppervlakte ligt: een burgeroorlog over religie. "Er is geen wapenstilstand - er is een Moslim winnaar en een Christelijke verliezer." De jongeren die ik sprak zijn Christelijk en doen harde uitspraken over Moslims. Ik deel hun mening over de onderdrukking van vrouwen, over de onderontwikkeling van zeer religieuze Moslims (maar ik vind dat dat ook geldt voor Christenen) en over de onverdraagzaamheid van de Islam. "In Libanon hebben we iedere 10 tot 20 jaar een oorlog - er komt er weer één aan, want op deze wijze gaat het niet." Ze mijmeren over de tijden dat Libanon de parel van het Midden-Oosten was en houden de Moslims verantwoordelijk voor de teloorgang.

Ik probeer de balans te vinden en probeer anderen aan het praten te krijgen. De hotelmanager heeft Moslim werknemers en klanten en vraagt mij een ander onderwerp te kiezen. Iemand anders breekt het gesprek met me helemaal af en loopt weg. De mensen hier zijn niet blij - ik voel de onderhuidse spanning.

Inmiddels zijn de remblokken in Beirut aangekomen en heb ik ze gemonteerd. Mijn achterrem doet het weer! Libanon slaagt er niet in mij nog langer te boeien. Snel op weg naar Damascus, Syrië. De grens was pijnloos, hoewel mijn single-entry visum al gebruikt was. Zonder problemen (maar voor 400 Ponden plus de belasting wisseltruuk voor zeven dollar) een nieuw visum gekregen. De hele grensoversteek kostte anderhalf uur. Niet slecht. Vanaf de grens naar Damascus is maar een klein stukje - nog voor de middag was ik er. Tijd voor de lunch. Ik heb de motor op een straathoek waar ik 'm in de gaten kon houden geparkeerd en heb een tentje opgezocht om te eten. Alle bagage en de helm op de motor gelaten - Syriërs stelen niet.

Na de lunch even op de markt gekeken. Bij de slagerij, bijvoorbeeld. Hier hebben ze een kastje met gaas (tegen de vliegen) maar zonder koeling. Er hangt een half schaap in: je wijst gewoon aan wat je wilt hebben. Het kastje gaat dan open, er wordt een stuk afgesneden. Over bacterieën maakt men zich kennelijk niet veel zorgen. De groenteman verkoopt tomaten en uien, maar geen sla of typische kook-groenten, wel veel aubergines en paprika's. Fruit heeft ie ook. Ernaast is een 'winkel' (hokje, eigenlijk, want het is hier allemaal vierkante millimeter werk) waar kruiden worden verkocht. Een kakofonie van geuren komt je tegemoet uit de kleine ruimte - sommige geuren herken ik maar andere kruiden en geuren zeggen me helemaal niets.

Zo'n markt is één ongestructureerd geheel (maar toch een geheel) waar de smid naast de kruidenwinkel zit, en daarnaast worden tapijten verkocht. Het is een wilde mix van producten en handelaren. Toeristen komen hier niet en de verkopers zijn niet opdringerig - hoogstens nieuwsgierig en apetrots als je met hen begint te praten. Ik vind deze markt veel leuker dan die Istanbul, waar men wel gewend is aan bleekgezichten. De smid smeedt echt, dat wil zeggen dat ie in een overwegend zwartgeblakerde ruimte achterin een vuurtje heeft branden waarin het ijzer wordt gelegd. De waterbak, het aambeeld, de grote schort van de man - het is allemaal zo weggelopen uit een Anton Pieck plaatje. Er zijn hier meerdere smeden en ze werken allemaal op die ouderwetse manier.

Opeens zie ik een ingang waarvan me niet duidelijk is waar die naartoe leidt. Over het algemeen liggen de winkeltjes direct aan de straat, maar dit etablissement is diep. Het blijkt een Hammam te zijn. Ik ga even binnen kijken en word (natuurlijk) uitgenodigd voor thee. En of ik ook een massage wilde, gevolgd door een Finse sauna, een Turks bad en zo'n douche zoals die in Ermenek (stenen kom met een bakje waarmee je water over jezelf gooit).

Aanvankelijk dacht ik aan mijn brommertje met de helm die er los bovenop stond. Maar als ze hadden gewild was dat na het eerste ommetje al weg geweest - ik ga de hammam in. Het is een leuke ervaring - het lijkt niet op de sauna's die we in Europa gewend zijn. Er mogen alleen maar mannen in en die lopen niet naakt rond. Zelfs de masseur kijkt verlegen opzij als ik wat onwennig een grote katoenen doek om mijzelf probeer te wikkelen. De massage is erg grondig, mijn hoofd wordt bijna van mijn romp getrokken in een poging mijn nekwervels te laten kraken. Mijn bezoekje aan het badhuis wordt weer afgesloten met meer thee, terwijl ik word afgedroogd door twee bedienden tegelijk. In vele doeken en handdoeken gewikkeld zit ik tussen andere Arabieren bij te komen.

Er is één camping in de nabijheid van Damascus en daar zet ik mijn tent op. Er zijn hier geen Arabieren (afgezien van de manager) maar wel veel Fransen en zo'n Engelse vrachtwagen met toeristen die dezelfde route rijden als ik. Zij liggen een maand of twee voor op hun weg naar Katmandu, Nepal. In de woestijn is veel stof en veel wind. Dat waait de stad in en ook de camping op. Werkelijk helemaal niets ontkomt eraan, alleen afspoelen met heel veel water helpt een tijdje. Iedereen doet het: de straat voor woningen, de opgebroken wegen, de oprit naar de benzinepomp worden door de aanwonenden nat gehouden. De nachten beginnen voor mij met een niesbui, want het stof dringt ook de tent binnen.

De wind voert ook de geluiden van de Islam mee. En zo dicht bij een concentratie van mensen zijn ook vele moskeën. Dat heb ik wel geweten: Rondom de vijf gebedstijden kon ik vier verschillende oproepen horen. En dan waren er nog twee die andere tijden aanhielden: tien keer per 24 uur een oproep Allah tevreden te houden....

De rit naar Jordanië was een korte en de grensovergang was weer eenvoudig, hoewel de vier stappen ver uiteen lagen waardoor ik (op die grote motorlaarzen) nogal wat heb gelopen. Deze keer was de eerste grensovergang waarbij er enige interesse werd getoond voor de inhoud van de waterdichte zakken achterop de motor. Maar uitpakken was nog niet nodig.

Het landschap wordt gedomineerd door de woestijn die hier en daar gebruikt voor akkerbouw met behulp van irrigatie. De stukken die niet gecultiveerd zijn liggen bezaaid met grote rotsblokken. Het is onmogelijk om hier dwars door de woestijn te rijden, ook voor vrachtwagens. De weg is goed onderhouden, de wegwijzers duidelijk. Ik word wel erg nagekeken, ik lijk hier nog meer op te vallen dan in Syrië. Sommigen gaan zwaar in de remmen als ze mij in hun spiegel zien aankomen. Ik zie wat bedoeïen in tenten, maar minder dan in Syrië. In Amman valt me op, dat alle gebouwen heel licht van kleur zijn. Zandkleurig met wit marmer, of helemaal wit gekalkt. Amman ligt op heuveltjes, de hele stad glooit. De heuveltjes maken de navigatie wel moeilijker. Ik rijd eerst de hele stad door, om er daarna achter te komen dat ik voor de BMW dealer weer terug moet.

Na de lunch teruggereden naar het stadsdeel Marka waar de BMW dealer zit die motorfietsen zou kunnen servicen. Dat viel tegen: er zijn in Jordanië ongeveer twintig BMW motorfietsen. Het paleis heeft er vijf - de koning rijdt op een R1100RT. Er worden geen onderdelen op voorraad gehouden, er is geen GS in het land, laat staan een koffer voor een GS. Het apparaat voor de synchronisatie van de injectoren hebben ze ook niet. Een oliefilter wordt voor de koning meestal per DHL besteld. We besluiten dat het stellen van de kleppen nog wel kan wachten, het is het enige dat ze kunnen doen (en alleen doordat ik zelf de benodigde pakkingen bij me heb).

Motorfietsen, brommers, alles op twee wielen is verboden in dit land, behalve voor politie, veiligheidsdiensten en de koning zelf. Ook brommers vallen onder het verbod dat nu vier jaar van kracht is. Vandaar dat er meer dan ooit naar me gekeken wordt.

De computer werkt wel en daarmee werden zeer hulpvaardig alle onderdeelnummers opgezocht. Ik werd verwezen naar Dubai, aan de andere kant van Saudi Arabië. Ach ja - dat plan weer. Tweeduizend kilometer door de hitte op een luchtgekoelde motor. Ik besluit er maar aan te gaan werken. De ambassade van Nederland maakt aanbevelingsbrieven voor me en ik ga naar de consulaten van Saudi Arabië, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten.

Het wordt een drama. De Saudi's zijn erg. Ze hebben buiten, in de zon een aantal loketten voor visa. Ik heb er begrip voor, dat de tekst boven de loketten, die zonder uitzondering een lange rij hebben, niet in het Engels is. Saudi Arabië is immers net zo erg als Iran: als je geen Moslim bent mag je niet naar Mekka bijvoorbeeld en ook mag je geen enkele moskee in. (Is trouwens niet ongelofelijk dat de doodstraf is geëist tegen die Duitser die een verhouding had met die Iraanse?) Dus: geen Engelse teksten en ik word weer heen en weer gestuurd. Ik krijg iemand te pakken die Engels spreekt en ik vertel mijn verhaal. Ik moet naar Dubai voor reparaties aan mijn motor, door Saudi. En daarom heb ik een visum nodig. Dat moet worden aangevraagd in de hoofdstad en zal tussen een week en twee maanden duren. Het antwoord is niet te voorspellen en de tijdsduur evenmin.

De Verenigde Arabische Emiraten zijn gemakkelijk als je per vliegtuig komt. Je boekt een (duur) hotel dat optreedt als je sponsor. Die vragen je visum aan dat klaar ligt bij aankomst. Maar ik heb geen idee wanneer ik aankom en als ik al aankom dan is dat niet per vliegtuig. Dus moet ik bij het consulaat een visum aanvragen. Maar daar had de medewerker aldaar helemaal geen zin in. Dus vroeg ie om een aanbevelingsbrief (die had ik), twee fotocopiën van mijn paspoort (via de telefoon was gevraagd om één, maar ik heb er altijd tien bij me), een pasfoto (er zijn er nog twintig over) en als laatste een ingevuld aanvraagformulier. De ene kant was in het Engels, de andere in het Arabisch. Je voelt zeker wel welke ik moest invullen? Toen alles klaar was (hulp geregeld voor het Arabische formulier bij een jongeman die in Dubai wilde gaan werken na het behalen van zijn Masters in Computers...) zou de aanvraag nog zo'n drie weken duren. Of een visum zal worden verstrekt is onduideljk.

Qatar weigerde een visum. Kennelijk kun je met een soort transit regeling de honderd kilometer van dat land die ik nodig heb oversteken. Maar ik mocht de naam van de man niet opschrijven. Ik zet mijn reis naar Egypte eerst maar voort - bij terugkomst in Amman kijk ik wel wat er van mijn aanvragen is terechtgekomen. Als het dan niet gelukt is kan ik altijd nog de boot terug naar Cyprus nemen en daarna verder varen naar Antalya of zo.

En dan heb ik nog een probleem: Bij de aanvraag van mijn Carnet heb ik een lijst met landen opgegeven. Touring België heeft alle andere landen waarvoor het Carnet gebruikt kan worden eraf gestreept. Twee telefoontjes naar België leren dat de Jordaanse Automobielclub misschien de doorhalingen voor Qatar en de Emiraten ongedaan kan maken. (En een telefoontje is hier minimaal drie minuten en kost 30 dollar voor de eerst drie minuten...) Hoe langer ik erover denk, hoe onmogelijker de onderneming lijkt...

Amman intussen is een Arabische stad die druk bezig is een belangrijker wordend Amerikaans export-product te absorberen: Amerikaanse cultuur. Luxe-hotels, McDonalds, Safeway - ze zijn er allemaal. En ze doen goede zaken. Vooral Safeway is een nieuwtje: een hele grote supermarket (formaat hypermarché in Frankrijk) waar je alles kunt kopen wat Albert Heijn heeft. Over tien jaar kunnen de mensen uit Jordan met weemoed terugdenken aan de kleinschaligheid van de overdekte markten van vroeger. In het internet cafe zie ik twee jonge vrouwen in zwarte chador fanatiek chatten op één of ander chat kanaal. (Ja, ik moet oppassen. Ik verwar de diep-religieuze mensen telkens met onderontwikkelde mensen.) Deze dames hebben in ieder geval geen probleem het nieuwe medium toe te passen.

Jordanië is een prettig land - er wordt hier in de stad Amman veel Engels gesproken en de mensen zijn erg internationaal gericht. Ik ontmoet meerdere mensen die in de Verenigde Staten of in Noord-Europa hebben gestudeerd.

De weg van Amman naar de Dode Zee is niet best aangegeven. Ik gebruik het kompas om aan de goede kant de stad te verlaten en kan na een tijdje een grote weg zien liggen die ongetwijfeld de weg is die ik moet hebben. Het enige wat ik moet doen is het dal dat voor me ligt doorrijden. Borden kan ik niet lezen en ga dus verder met kompas navigatie. Ik kom van een grote weg op een wat kleinere, dan een heel smalle en tenslotte een onverharde weg. Met een kapotte koffer vind ik dat niet echt ideaal, maar ik ben het dal bijna door. De overharde weg gaat over in een pad en wordt uiteindelijk een soort droge rivierbedding. Ik besluit dat ik om zal keren - alleen nog even een geschikt plekje vinden.

In Syrië is de benzine slecht - een heel laag octaangehalte. Als ik de motor zwaar belast (hoog koppel vragen bij lage toerentallen) dan pingelt de motor als een versleten diesel. Ik heb toen ik in Jordanië aankwam de benzine gemengd met veel betere super benzine, maar nog steeds heb ik niet volledig vermogen tot mijn beschikking en pingelt de motor nog steeds. Ik rijd dus met wat hogere toerentallen en dat gaat best.

Maar nu loopt het fout af. Ik kom terecht op een heel erg steil deel, ik schakel terug naar de eerste versnelling en geef gas. De motor pingelt en slaat af. Ik tuimel met motor en al naar beneden en ik hoor iets breken. Mijzelf mankeert helemaal niks (ik ben zelfs op de been kunnen blijven) maar de motor ligt op z'n kant precies in een gleuf. De koffersteun van de nog goede koffer is finaal afgebroken. Ook is één van de haken van de koffer zelf af. Ik vloek een paar keer, maar de schade wordt daar niet minder van. Ook de tanktas is ingescheurd.

Ik zet de motor (met enige moeite) weer rechtop en doe wat eigenlijk gelijk had moeten doen: ik laat 'm voorzichtig achteruit rollen en keer 'm om. Dat zal me leren te denken dat een klein bultje ook nog wel even kan worden opgereden. Ik start de motor en de schrik slaat me nu echt om het hart: het lijkt wel of er nog maar één van de cilinders werkt - ook het vermogen is laag en de machine pruttelt bij hogere toerentallen. Enig demonteren leert dat de kabel van de bediening van de injector verschoven is. Daardoor krijgt die cilinder veel meer benzine terwijl de andere loopt tegen te werken. Ik zet het ding weer op z'n plaats en gelukkig werkt alles weer.

De koffer kan (slingerend) nog worden opgehangen aan een nylon band waarvan ik een reserve exemplaar had. Ik kan weer rijden. Nu iets slimmer geworden neem ik de breedste weg op T-splitsingen ook al vindt het kompas dat de andere weg optimaler zou zijn. Binnen een paar minuten sta ik voor de weg aan de andere kant van het dal. Ik rijd door naar de Dode Zee.

Zwemmen in de Dode Zee is een rare ervaring. Deze zee ligt erg laag (een paar honderd meter onder zeeniveau). Heel lang geleden was er veel meer water in de Dode Zee. Een groot deel is verdampt en daardoor is de zout concentratie in het achterblijvende water zeer hoog geworden. En daardoor is het lastig onder water te blijven. Je kunt echt zonder een slag te zwemmen aan de oppervlakte dobberen. Het water smaakt vreselijk ... zout. En ieder klein wondje steekt verschrikkelijk (vooral de kleine schrammetjes van mijn buiteling van deze ochtend). In diep water kun je 'staan' door je benen recht onder je te houden: de opwaartse kracht zorgt ervoor dat je tot je oksels boven water uitsteekt.

Aqaba

Mijn doel was Aqaba: de meest zuidelijke havenstad van Jordanië (aan de Rode Zee). Een plek om te duiken en voor mij de plek om eens te pogen zo'n smid creatief te laten worden en mijn koffersteun weer aan elkaar te breien. De route loopt pal zuid door de Negev woestijn. Ik kan Israël aan de andere kant van de vallei zien liggen. En dus wemelt het hier van de militaire checkpoints. Ik moet bij ieder checkpoint stoppen, mijn helm afzetten, paspoort zoeken en dan vertellen dat ik echt helemaal vanuit België ben komen rijden. Men praat dan nog wat over de motor en dan mag ik weer gaan. Ik probeer of ze mijn paspoort kunnen lezen en dat blijkt niet het geval. Vandaar dat ze mijn naam telkens vragen. Ik stop mijn paspoort geopend in de tanktas en doen bij de volgende post net ik niet begrijp dat mijn helm afmoet en blijf wijzen op het paspoort. De stops worden er de helft korter van.

De woestijn is prachtig. Er zijn heel weinig mensen, wel zie ik nu soms kamelen. Langs de Dode Zee is het landschap steil, met grote rotsblokken onderaan de bergen. Hier en daar lopen er kleine riviertjes naar de zee. Naar het zuiden wordt de vallei breder en wordt de bodem stoffiger. De bergen hebben allerlei mooie kleuren, het vlakke deel van de vallei is nu als het ware gekerfd. De bovenkant lijkt vlak maar er lopen een soort kanaaltjes kris-kras doorheen. In die luwten groeit dan nog wat gras en heel soms een echte struik.

Ik ga van de doorgaande weg af op zoek naar benzine. Ik kom in een nederzetting van ongeveer 25 huizen. Er is bijna niemand buiten. Ik kom een man tegen en vraag of er ergens benzine te koop is. Ik wordt verwezen naar het centrum van de activiteit: de kruidenier annex bushalte. De bus is er net, er staan drie mannen Pepsi te drinken. Nog voor ik wat kan vragen heb ik al een fles Pepsi gekregen van één van hen. En dezelfde man weet ook wel ergens benzine - ik wordt gevraagd de bus te volgen. De bus had nog geen vijftig meter gereden toen ie het zand indook. Het lijkt verdorie wel of het off-road rijden mij achtervolgt! Ik blijf in de stofwolk achter de bus - we kruisen een verharde weg en de Pepsi donateur stapt uit. Er staat een oude pick-up truck langs de weg, er achterin ligt een jerrycan waar nog drie liter inzit. We gieten deze leeg in mijn tank. De man wil onder geen beding een betaling accepteren! Straatarm maar genereus als filantropen.

Nog verder naar het zuiden verzamelt meer en meer stof zich in de kerven en scheuren in het landschap. Soms is het genoeg om een plant wat houvast te bieden en dan ontstaat een klein bergje van zand en stof. Ik rijd steeds verder, het is erg warm. (Hoe warm weet ik niet meer zo precies want mijn thermometer is weg - verloren of gejat in Libanon. Maar meer dan veertig graden is het zeker.) De eerste echte zandduinen komen in zicht. Nu waan ik me echt in een woestijn. De kleuren zijn prachtig - het zand is een beetje roze-rood, de bergen naar het oosten zijn donker van kleur aan de basis en licht op de toppen. Er groeit hier maar heel weinig. Wat gras houdt hier en daar stand op het zand, maar soms gaat het zand toch z'n eigen weg en dan ligt het op het asfalt, bijvoorbeeld.

Ik bereik Aqaba tegen vier uur en kies een fraai beach resort (met duik school). Op vrijdag is alles dicht (vrijdag is voor Moslims wat de zondag is voor Christenen) en zaterdag ga ik kijken of ik de schade gerepareerd kan krijgen. Daarna gaat het per boot naar Egypte om nog meer te gaan duiken.

Groetjes uit Jordanië, (Tja. Mijn Arabisch loopt nog niet zo goed...)

Adriaan