Solo van België naar Australië op een BMW R1100 GS motorfiets.

Zesde verslag - 23 juni t/m 5 juli 1998...

In Patra aangekomen eerst even in de stad rondgereden. Ik kwam voorbij een enorme doe-het-zelf zaak, waar ik een plannetje dacht te kunnen verwezenlijken.

Toen ik begon met de voorbereiding van deze reis, wilde ik graag dat alle spullen op of aan de motorfiets zouden kunnen worden afgesloten, opdat ik de motor met een redelijk gerust hart ergens aan vastgeketend middenin een stad zou kunnen parkeren. Daartoe heeft Erik Vegt van E.V.A. Motorfietssystemen een mooie roestvast stalen kist naar mijn specifcaties gebouwd. Met die kist (the pizza delivery boy werd ik wel genoemd) ben ik geruime tijd gaan proefrijden, onder meer naar Zuid-Frankrijk. (Ja, het is een vervelend karwei, zo'n wereldreis voorbereiden.) Tijdens die trip had ik alles ingepakt alsof ik vertrok voor deze grote(re) reis. Afgezien van het feit dat ik op zo'n 2500 meter hoogte in de sneeuw m'n motor na een valpartij niet anders rechtop kon zetten dan door alles uit te pakken, bleek dat de kist te hoog was en tegelijkertijd voor een zich immer uitzettende slaapzak altijd te klein zou zijn.

En zo begon het grote minimaliseren. De werkplaatsmanual van de motor zou een schat aan informatie betekenen als ik die een keer nodig zou hebben, maar woog wel 2 kilo. Een spijkerbroek is ook wel zwaar, en warm. En alle wegenkaarten meenemen is wel handig, maar kost ook veel ruimte. Een laptop kan dan misschien wel UNIX draaien, maar weegt een veelvoud van een palmtop (onder DOS). Een heel vernuftig pakketje met bestek, snijplankje, bordje en opvouw beker, het koffiefilter, de koffie - alles werd gestreept of geminimaliseerd. Op het allerlaatste moment nog heb ik de BMW top-case die in de plaats van de kist was gekomen van de lijst verwijderd. Enerzijds om het gewicht te verkleinen, anderzijds om ruimte te besparen.

Ik heb de tent, de slaapzak, de mat en een waterdichte zak met koud-weer spullen nu achterop, eigenlijk zijn die er zó af te halen. En dus het volgende plan: Ik koop een staalkabel, een spanbandratel, een hangslot en een paar van die harpjes (U-vormig stukje schroefdraad met een plaatje dat met behulp van twee schroefjes steeds vaster kan worden aangedraaid). De staalkabel maak ik vast aan het chassis van de motor. Met de ratel span ik de kabel over de rollen met de tent enzovoorts, en blokkeer de ratel met het hangslot. Het wordt dan een stuk moeilijker de spullen te stelen... Ik heb wel een uur in de winkel in Patra rondgelopen om sloten en ratels op elkaar te passen, maar niets redelijks gevonden. Wel de staalkabel en de harpjes meegenomen - ik kan altijd de harpjes gebruiken om de zaak vast te zetten...

Ik had in Italië beslist geen kou geleden, maar de warmte in Patra was iets waar ik wel even aan moest wennen. Als je in zo'n stad op een warme motorfiets aan het rondrijden gaat dan is de snelheid (en dus de rijwind) te laag voor enige verkoeling. Helemaal als je zo nodig een volledig motorpak met helm en handschoenen wilt dragen. Bij een bank heb ik de laatste van mijn Europese valuta achtergelaten in ruil voor Drachmen en daarna de stad verruild voor de tolweg. De Grieken zijn in het verkeer heel anders dan de Italianen! Veel meer respect, veel meer opassendheid. Geen gevecht bij ieder stoplicht, geen noodzaak links en rechts in te halen. Het wegdek is wel heel anders: harder, en spiegelglad. Letterlijk spiegelend - als je tegen de zon inrijdt dan verblindt het wegdek. En glad: soms glijden mijn grote laarzen weg als ik voor een stoplicht sta. In Brindisi, overigens, had ik andere problemen: daar zakte de zijstandaard langzaam weg in het asfalt, en zakte ik met mijn voorwiel een keer tot de velg in zo'n stuk weg waarin een gat gedicht is met nieuw asfalt. Hoezo zware motor? (Ik schat, dat de motor, de bagage en ikzelf tesamen richting 400 kilogram gaan.)

De eerste stop was Korinthië waar de ruïne van een nederzetting bovenop een berg staat. Op de naburige camping trof ik weer Nederlanders, Duitsers en Engelsen, die ik sinds Zuid-Italië niet meer had gezien. Na het opzetten van de tent (nadat ik eerst gegeten had, met veel Tzatsiki als bijgerecht) kwam er een fietser aan. Hij stelde zich voor als mijn buurman en stevende recht op het plekje naast mij af. Alsof hij hier gisteren nog was! En dat was ook zo, want de afgelopen nacht had hij op dezelfde plaats gestaan. Een Nederlandse jongedame (Seraj heet ze) die met haar ouders hier was begroette hem met enige verbazing, want hij was eigenlijk vertrokken om verder te reizen. De buurman was afkomstig uit Engeland, en per fiets onderweg naar een Grieks eiland. Zijn naam is Richard.

Zo'n eind fietsen, da's toch wel een gespreksonderwerp. En dus wisselden we alle obligate informatie uit: Wanneer ben je vertrokken? Voor Richard was dat een tweetal maanden geleden. Waar ga je naartoe? Een eiland geheten Skíros. Hoeveel kilometer per dag? Een gemiddelde van 125. Wat is je route? Via Zuid-Frankrijk, dus niet over de Alpen. Waarom Skíros? Omdat z'n favoriete dichter, Brooke, op dat eiland ligt begraven. Waarom doe je dit? (Da's altijd de moeilijkste vraag, maar niet voor Richard.) "Voor een liefdadig doel", luidde zijn antwoord.

Richard was teruggekomen omdat hij vandaag tegen de berg met de nederzetting was opgereden, tot het punt waar de tempel van (ik geloof:) Apollo ligt. Dat had hem een goed deel van de ochtend gekost en tijdens het heetst van de dag heeft Richard de ruïnes bekeken. Tijdens de rit naar beneden had Richard zich afgevraagd of het nu werkelijk noodzakelijk was om bijna een hele week vóór schema in Athene aan te komen. Het antwoord luidde "nee" en derhalve was hij weer op dezelfde plek op deze camping neergestreken. Hij was gebonden aan een schema, want in Athene zou hij zijn vader ontmoeten, om samen met op Skíros de berg op te lopen naar het graf van de dichter. Richard ziet voor z'n 38 jaren een beetje afgeleefd uit. Hij zou wel eens naar de kapper mogen en z'n kleding zou wel eens een graad lichter kunnen worden door een wasbeurt. En ik kon het dus niet laten:

"Alleen op de fiets van Engeland naar een Grieks eiland omdat je van het werk van die dichter houdt, en dat alles voor een liefdadig doel?" vroeg ik dus. "Ja", zei Richard, "ik zamel geld in voor de Stroke Association". De Stroke Accociation is er om mensen na een hersenbloeding te helpen hun leven weer op te pakken. "Aha", zei ik, "maar waarom juist dat doel?" Richard dook z'n tent in en produceerde een beduimelde fotocopie van een tijdschrift. Het ging over hemzelf! Richard was 29, jong, succesvol verkoper in houthalffabrikaten, had een leuke vriendin (Angela), kortom: het leven optima forma. Totdat hijzelf na een partijtje squash een hersenbloeding kreeg. Na twee weken in coma gelegen te hebben kwam hij weer bij, om te merken dat de linkerzijde van zijn lichaam verlamd was. En hij was linkshandig. Z'n familie was al ingelicht: Richard zou nooit meer lopen.

Richard

Nadat hij thuiskwam en de revalidatie op gang kwam, toen gaf Richard het op. Hij begon te drinken en na een tijd verliet Angela hem. Het huis waarin ze woonden verloor hij daardoor en moest hij op kamers gaan wonen. Richard deed niets meer - het dieptepunt was bereikt. En toen las ie Hamlet van Shakespeare. Vooral het "to be or not to be", wanneer Hamlet zijn zelfmoord overweegt, sloeg in als een bom. Richard indentificeerde zich volledig met Hamlet en overwoog een zelfmoord. En toen besloot ie dat zijn verhaal niet op die manier mocht eindigen.

Je voelt het al aan: hij leerde weer lopen (en fietsen), leerde, hoewel met tegenzin, schrijven met zijn rechterhand en ving de studie aan die hij nooit had afgemaakt. Hij haalde zijn examen, en vond dat de tijd gekomen was om een daad te stellen. Vandaar de rustplaats van de dichter Brooke. Allerlei mensen hebben tien of twintig Pound bijgedragen en gecombineerd met zijn eigen spaargeld was het precies genoeg om deze reis te kunnen maken. Ik werd wel opeens met m'n neus op het feit gedrukt dat ik niet bepaald een budget reiziger ben - Richard had bijna al z'n kleding uit de tweedehands-winkel en voorts was de samenstelling van de verdere uitrusting op z'n zachtst gezegd Spartaans.

Ik was onder de indruk. Als artsen zeggen dat je niet meer zult lopen en dan toch op de fiets naar Skíros, na negen jaren van heel hard werk. En ik dacht van mezelf dat ik best wel wat doorzettingsvormogen had! Ik ben niet zeker of ik in een vergelijkbaar geval hetzelfde zou kunnen.

Ik heb 'm wel vanuit Istanbul een Eurocheque voor 20 Engelse Ponden toegestuurd. Als je zijn initiatief ook wilt ondersteunen:

Richard Barter 48 Priory Road High Woodcombe Buckinghamshire HP13 6PF United Kingdom

Ik had besloten dat de volgende dag een rustdagje zou zijn, mede om de verslaggeving af te maken, maar ook om de ruïnes helemaal bovenop de berg te bekijken. En Richard wilde best mee, achterop de motor. Die ochtend in sandalen, shorts en T-shirt zeer behoedzaam de berg op gereden. We werden zelfs ingehaald door een mevrouw op een Honda brommertje! Maar Richard hing enorm tegen in de haarspeldbochten en ik wilde dat wij beiden heelhuids (zonder helmen) zouden aankomen. Boven aangekomen (8:30 uur) moesten we de rest klimmen. Na een uur klimmen stonden we op het hoogste punt in de verre omtrek en met recht een strategisch punt.

Griekenland bestaat uit een aantal delen. Het zuidelijke deel heet Peloponissos en zit slechts via een land-engte vast aan het tweede deel dat gevormd wordt door Thessalia en Grieks-Macedonië. Dit smalle stukje land is vrij vlak, afgezien van de behoorlijk hoge punt die Korinthië heet. Vanaf deze plek kun je de beide zeeën zien die door het stukje land gescheiden worden gehouden. Er lopen hier ook nog eens een groot aantal wegen. Zodoende kun je vanaf dit punt iedere vrachtwagen (of een legeronderdeel) en ook ieder schip (of een zeevloot) zien aankomen. De plek bovenop de berg is geheeld ommuurd (geweest) en zal zonder toestemming, met geweld dus, heel erg moeilijk toegankelijk zijn geweest. De ruïnes van de gebouwen waren te ver heen om te kunnen zien waarvoor ze hebben gediend en noch Richard, noch ikzelf hadden verdere informatie uit een reisgids. Waarmee maar weer eens is aangetoond dat ik geen aanleg heb voor het bezichtigen van toeristische trekpleisters.

Het uitzicht vanaf de berg is prachtig - je kunt goed zien dat de Grieken van olijven en olijfolie houden. Het land om ons heen is bezaaid met grotere en kleinere veldjes met olijfbomen. Daartussen lopen eigenlijk alleen wegen en zijn er stukjes industrieterrein. Het landschap is wat glooiend, als in Zuid-Limburg. Naar de beiden zeeën loopt de aarde vrijwel vlak. In dat gebied wordt ook geïrrigeerd en is men actief in de akkerbouw. Het nieuwe Korinthië is goed zichtbaar, compleet met enige rookpluimen van de lokale industrie. Het wordt al goed warm (het is al over 10:00 uur) en we zijn beiden vergeten water mee te nemen. En dus, na het maken van een paar landschaps en portret foto's, zijn we weer naar beneden gereden.

We hebben die middag de hele middag zitten praten, bomen en ouwehoeren, in die volgorde, onder het genot van een paar biertjes. Ik was van plan naar Athene te rijden en dus zou de volgende ochtend het einde zijn van onze kennismaking. Richard wilde graag nog wat langer blijven. We hebben samen in het lokale restaurant gegeten om het afscheid compleet te maken.

De volgende ochtend was ik lekker vroeg uit bed en om kwart over zeven stond ik aan de plaatselijke benzine pomp te zwaaien met een creditkaart met de vraag of men die accepteerde. Het leek mij toe dat er bevestigend op werd geantwoord, maar toen de tank vol was bleek dat wat moeilijker te liggen. Of ik contant geld bij me had? Kennelijk speculeerde hij daarop en had daarom een 'ja' laten horen op de vraag met de creditkaart. Maar contant geld had ik niet. Niet genoeg tenminste na het feestmaal van de avond ervoor. De man begon de omvang van het probleem te doorzien en sloeg een kruis. Hij sprak niet voldoende van één of andere taal (afgezien van Grieks) om de discussie over de opties te voeren en toen heb ik iets gedaan dat ik nog niet eerder had gepresteerd: ik heb de motor in de versnelling gezet en heb gas gegeven. Ik maakte me een beetje zorgen om de man die achterbleef terwijl ik geld aan het organiseren was: Als ie maar niet zó geschrokken is dat....

In Korinthië een VISA geld automaat gevonden en die beroofd. Daarna snel weer terug naar de benzinepomp en betaald. De oude man was erg opgelucht, want hij dacht kennelijk dat ik echt was weggereden. Ik werd uitgenodigd voor een kop koffie, maar die heb ik afgeslagen. Totale tijdverlies: een half uur. Had ik toch nog wat langer kunnen slapen, want op de weg naar Athene wemelde het natuurlijk van de pompstations die de VISA en Eurocard logo's op grote borden hadden staan.

Ik was desondanks snel in Athene. Zo'n slordige tien jaar geleden hebben Lydi en ik eens verplicht een paar dagen in Athene doorgebracht omdat de KLM het had behaagd onze beide rukzakken niet dezelfde bestemming te geven, maar die van Lydi naar Duitsland te sturen. Het vliegveld van Athene ligt ten oosten van de stad en Lydi en ik plachtten met de bus naar Pireas, ten zuiden van Athene, te gaan om daar de eerstvolgende boot naar één van de eilanden te nemen. Het centrum hadden we bekeken toen we gestrand waren (en het jaar daarvoor ook al) en toen was de conclusie al dat Athene een mooie, oude maar ook een heel vieze, warme stad was.

Via de snelweg kom je aan in het oosten van de stad. Ten zuid-oosten ligt de petroleum en chemie haven en dat is te merken ook! De rook en smog is zó dicht, dat het zonlicht er diffuus van is geworden. En stinken! Er leek geen einde te komen aan de eindeloze rij met olieraffinaderijen en chemieconcerns. Het verkeer werd alsmaar dichter en steeds drukker. Velen in keurige zakencostuums op een brommertje, aktentasjes achterop. Na de eerste schrik van de stank en de rook (mijn ogen begonnen te tranen als ik wat te lang met het vizier open bleef rijden) begon ik met behulp van het kompas en een richtingsbord hier en daar naar het centrum te navigeren. Lydi en ik hadden jaren geleden als eerste stop een grote bushalte in het midden van de stad. Daar hing toen al een heel groot American Express bord omdat daar een kantoor van hen gevestigd was. En eigenlijk ook een beetje tot mijn eigen verbazing reed ik er bijna blindelings weer naar toe.

Want Menno had immers de DHL zending naar dat kantoor laten sturen. De brommer op de stoep parkerend ging ik naar binnen om de vervanger van mijn zo gemiste kabeltje op te pikken. Ik werd al verwacht en binnen drie minuten stond ik met kabeltje weer buiten. Voor de lol even naar de Atheense kust gereden - zelfs het hotel waar we indertijd voor een SCO distributeurs conferentie logeerden herkende ik onderweg. Ik heb dichtbij de kust (en het vliegveld) een restaurant in de buurt van GSM paal gevonden en daar mijn ontbijt annex lunch gecombineerd met het downloaden van 12 mailtjes.

In Athene vond ik het eigenlijk slechts onaangenaam warm en vies. Dat gegeven, gecombineerd met de wens een beetje op te schieten, deed mij besluiten door te rijden in noordelijke richting. De wegen zijn van redelijke kwaliteit, de lucht op het vasteland van Griekenland is op sommige plaatsen mistig door stof, rook en andere vervuiling. Maar het was niet uitsluitend kommer en kwel: de omgeving is mooi en afwisselend. Vanaf Athene voert de weg eerst wat landinwaarts, waar het land van de zee is afgegrendeld door een bergrug. Geen verkoeling door zeewind, dus. Langzaam liep de luchttemperatuur op tot 32 graden. Veel van dit gebied wordt gebruikt voor akkerbouw, en er wordt dus op uitgebreide schaal water gesproeid. Er wordt werkelijk van alles en nog wat verbouwd in de relatief vlakke delen achter de bergrug. Dat moet ook niet zo moeilijk zijn in deze temperaturen, lijkt me.

Het volgende stuk weg loopt parallel aan de zee, en is heerlijk koel (29 graden). Hier vind ik weer de typische begroeiing van de hellingen van Griekenland: veel olijfboompjes. Onderweg naar Larissa gaat het weer landinwaarts, maar dit keer wordt het land niet voor akkerbouw benut - grote delen liggen er ongebruikt bij. De heuvels worden wat steiler totdat ik Larissa nader. Daar is veel industrie en verkeer samengebracht in een klein, warm gebied (ook hier meet ik weer 32 graden). Natuurlijk, zoals dat kennelijk hoort in Griekenland, is de lucht in de richting van de horizon gelig-wit van de troep die erin zweeft.

De dag vordert al aardig, het is nu een uur of drie, en de weg zal mij volgens de kaart snel weer in de richting van de zee brengen. Nabij het plaatsje Omolio stroomt er een rivier de zee in - ineens zijn de olijfbomen en dorre struiken verruild voor grote loofbomen, die een echt bos vormen. Het is een prettige afwisseling, mede omdat de temperatuur weer zakt (29 graden). Een camping heeft Omolio niet te bieden, en ik besluit door te rijden tot de berg Olympus. Daar vind ik onmiddelijk vijf campings, allen even mooi gelegen en schoongehouden. Maar: de hoge berg heeft een nadeel: de warme lucht wordt via de berg omhoog gedreven en koelt dan af. Gevolg: onweersbuien. Het ziet er dreigend uit, maar aanvankelijk denk ik dat het wel droog zal blijven.

De Zetel der Goden, de berg Olympus, heeft slechts één bergpas en die voert slechts tot 1100 meter. Nog net even een lekker tochtje voordat ik ga uitpakken en douchen. De bergpas is in twee etappes: het eerste deel leidt naar een piepklein dorpje waar wat toeristische activiteiten zijn en de tweede etappe gaat over een onverharde weg naar het begin van een wandelroute die helemaal naar boven gaat, zo'n 2500 meter. Je moet wel erg van wandelen houden om 1400 meter te klimmen (in twee dagen). Ik zag een paar fanatici (die naar het basisstation net boven de boomgrens waren gewandeld) het pad afkomen - doodop. "Door de warmte", vertelden deze Hongaren me. Als je er zó uitziet na de afdaling, dan hoef ik er niet op. Niet in deze temperatuur, tenminste.

Na de kleine onweersbui in het begin van de avond heb ik gedurende het eerste deel van de nacht heerlijk 'genoten' van discomuziek - ik had weer eens niet goed opgelet bij het uitzoeken van de camping... De volgende dag dus maar snel vertrokken richting Thessaloniki en vandaar dwars over Halkidiki (een soort schiereiland in het noorden van Griekenland). Dit is een heel mooi gebied - weinig ontgonnen, lekker ruig en bijna geen akkerbouw. Het ligt ook veel hoger dan de zee, zo'n 600 meter gemiddeld, schat ik. En dus kon de motorrijder in mij z'n hart ophalen aan het rijden van een paar passen. Het asfalt is nog steeds van het zeer gladde type en even lekker scheuren was er niet bij. Maar je kunt niet alles hebben: ik was tenminste even van het rechte pad af. Aan de overkant van Halkidiki licht een schiereiland Agio-Oros en daar bevinden zich, volgens één van de Grieken die ik ontmoette in Brindisi een aantal zeer oude kloosters die zeker de moeite waard zijn.

Ik heb de landtong afgereden langs vele, vele hotels, pensions, restaurants en campings. Ik wilde naar de kloosters toe, en die liggen nabij het uiteinde. Op een landtong kun je je dan moeilijk vergissen, dacht ik. En toen, na het laatste dorpje op mijn kaart, hield het asfalt op. "Geen probleem", dacht ik, hoewel de weg naar het eerste klooster nog zo'n tien kilometer zou zijn. "Zouden al die toeristen over dit zandpad naar de kloosters worden gebracht", vroeg ik me af. En na de volgende bocht kon ik het antwoord (nee) wel raden. Er stond vijf militaire voertuigen. En een soldaat (met machinegeweer) die mij uitlegde dat de rest van de landtong verboden gebied is. Teruggekeerd in het dorp vond ik een boottocht (de volgende ochtend om negen uur zouden ze vertrekken) om de kloosters te gaan bekijken.

Toen ik de eerstvolgende camping opreed kon niemand in de receptie mij iets vertellen over de kloosters. In het restaurant trof een paar Duitse vakantiegangers in het gezelschap van een Duitssprekende oudere Griek.

Alleen met een vergunning mag je de kloosters in en ieder ander moet er minimaal 500 meter vandaan blijven. Ook de boten met klooster-toeristen. Omdat er in de 1000 jaar oude kloosters teveel vernield en gestolen is. Bovendien zijn er slechts een paar open, ook voor lieden met vergunning, de rest wordt nog gebruikt! Vrouwen mogen er onder geen beding in. "Waarom zijn hier dan zoveel toeristen", vraag ik, terwijl ik om mij heen kijk. Domme vraag! Dit is Griekenland: Zon, Zee à la Zuid-Spanje. Ik had me in het hol van de toeristen industrie gewaagd.... Die avond heb ik de tent opgezet in een plaatsje nabij Stavros om van daar naar Istanbul te kunnen rijden.

De grensovergang van Griekenland naar Turkije ging doordat ik een beetje valsspeelde erg snel. Eerst moet je Griekenland verlaten. Je wordt dan vluchtig gecontroleerd nadat je eerst even op een paar andere voorgangers hebt staan wachten voor een loket. Dan volgt een kilometer niemandsland en dan kom je in een Turkse controlepost. Ik kreeg een briefje met een stempel erop en mocht doorrijden. Bij het wisselkantoor heb ik mijn Drachmen omgewisseld in Turkse Liras. Toen klom in weer op mijn stalen ros, en reed naar de uitgang. Daar werd ik teruggestuurd: Het briefje met het stempel was slechts een route-briefje.

Ik moest naar binnen, en achtereenvolgens naar de immigratiedienst, naar de politie, naar de douane en naar een laatste controle. Voor de balie van de immigratie en de politie stond een enorme rij met Amerikaanse en Italiaanse bustoeristen. Ik zag een paar Turkse vrachtwagen chaffeurs een achteringang gebruiken en besloot dat ook maar eens te proberen. Ik was onmiddelijk aan de beurt voor de immigratie: degene die aan het loket stond had pech, want het werk voor die toerist werd onderbroken... Ik moest 20 Gulden betalen. Die had ik niet, wel het equivalent in Turkse Lira: zo'n slordige tweeëneenhalf miljoen (!). Men had liever Nederlandse Guldens, maar de eigen valuta werd met tegenzin geaccepteerd. (Turkije kampt al een hele tijd met een gigantische inflatie.)

Nog steeds stond er een enorme rij voor de politie, en dus besloot ik de volgorde verkeerd te doen. Eerst naar de douane. Die vond snel uit dat ik wat 'vergeten' was en die gaven mijn papieren snel even achterlangs aan de politie beambte. Dat was dus ook geregeld. Toen moest ik naar de laatste controle, in een klein kantoortje. Ik stap naar binnen en wacht op mijn voorganger. De man achter het bureau blaft in het Turks dat ik zijn kantoor uit moet en een tolk vertaalt dat in het Engels. Maar ik had er al genoeg van. Ik heb blaffend geïnformeerd waar potverdorie het bord stond waarop stond dat ik er niet in mocht. De tolk vertaalde en de man achter het bureau ... deed niets. Toen ik aan de beurt was werden mijn papieren natuurlijk grondiger dan gewoonlijk gecontroleerd, maar er was niets mee aan de hand. De Grieks-Turkse grens in een half uur, terwijl er twee uur voor staat... De man die de uitgangs controle doet vraagt om een wheelie. Dat kan ik niet zo goed en rijd dus maar vol-gas weg.

Het landschap na de grens is veel vlakker, doordat ik door de delta van drie rivieren rijd. Het land is vruchtbaar, ik zie veel loofhout. Toch wordt er niet intensief aan akkerbouw gedaan. Opvallend is wel, dat het landschap veel leger lijkt dan in Griekenland. Ik mis de olijfboompjes al. Ik zie de eerste schapen- en geitenhoeders en ik word langdurig nagekeken. Langs de weg ontwaar ik ook vrouwen in lange, zwarte gewaden. Hier en daar wordt wat riet geoogst en er zijn wat kleine akkertjes zichtbaar. Er is helemaal geen bebouwing buiten de dorpjes. Toch ben ik niet zeker, of de lege indruk die het landschap op mij maakt alleen daardoor komt. De dorpjes zijn badplaatsjes die grotendeels verlaten zijn. De drukke weg met al z'n vrachtwagens loopt er dwars doorheen - ik zie de weinige badgasten langs de weg wachten om te kunnen oversteken naar het strand.

De weg van de grens naar Istanbul is voor het grootste deel tweebaans, en niet van het Italiaanse of Griekse type. Maar toch wordt de weg bijna op dezelfde wijze bereden. In de Verenigde Staten wordt wel eens een 'chicken race' gereden onder jongeren. Je rijdt met twee oude auto's recht op elkaar in en de eerste die ontwijkt is de verliezer. De Turkse automobilist speelt dat spel doorlopend. En vooral met mij, motorrijder. Ook als ik uiterst links op mijn rijstrook blijf beginnen de automobilisten toch aan inhaal maneuvres en gaan ze ervan uit dat ik op dat brommertje wel aan de kant ga. En dat ik ook nog een keer heel snel dichterbij kom verwachten ze niet. Als ik de gang erin heb, is het voor mij niet zo gemakkelijk even snel drie meter opzij te gaan de berm in voor een gevaarlijke gek. Ik zie hier nauwelijks grote motoren, wel veel 125 en 250cc ééncilinder tweetakt motoren. Ik doe eerst mijn licht aan. Dat geeft wat verbetering. Daarna probeer ik het grootlicht, maar dat geeft geen verschil. Ze zien me dus wel degelijk. Als ze al te lang op de linkerstrook blijven toeter ik lang en hard (dankjewel BMW, voor de overmatig luide toeter). Maar het meeste respect krijg ik als ik mijn linkermotorlaars op de hoogte van hun zijspiegeltje breng. Da's dus nu mijn methode.

Moskee

Zonder veel problemen kon ik die zaterdagmiddag in Istanbul aan. Want een enorme stad! Zeven miljoen mensen op een hoop. Ik begin maar eens dwars door de stad te rijden maar dat duurt alleen al een half uur, terwijl ik toch uitsluitend snelwegen rijd. Nou ja, snelwegen zijn het niet echt, het zijn wegen die eruit zien als zesbaans snelweg, maar de bus stopt gewoon langs de kant. Er staan dan ook talloze mensen te wachten, soms op de rijbaan omdat de busstations de drukte op Sabbath niet aankunnen. De dames zijn heel verschillend gekleed: het varieert van zeer expliciete, strakke kleding via de soepjurken met hoofddoek die we in Noord-Europa wel zien tot volledig zwarte chadors die alleen het gezicht vrijlaten. De mannen dragen Westerse pakken of hebben zich gekleed als de gemiddelde gastarbeider in Noord-Europa. De torentjes van de moskeën zijn talrijk en eigenlijk zijn het die torentjes die deze stad een heel ander aanzicht geven dan de andere steden die ik tot nog toe heb gezien.

Ik steek de Bosporus over en word getroffen door de schoonheid van deze stad. Heuvels, veel groen, weinig luchtvervuiling door een constant briesje en de donkerblauwe Bosporus er dwars doorheen. Die Bosporus verbindt de Zwarte Zee met de Zee van Marmaris, die weer in verbinding staat met de Middellandse Zee. Het is ook de scheiding tussen Europa en Azië. Van de semi-snelwegen had ik wel even genoeg gezien en daarom ben ik na de brug naar beneden gereden, naar de oever van de Bosporus. De brug ligt namelijk heel erg hoog: de Bosporus is niet zomaar een kanaaltje of zo, maar grote zeeschepen (containerschepen, grote kustvaarders) gaan erdoor zonder benauwd te zijn elkaar bij het passeren te raken.

Ik zag nog niets dat leek op een kampeerplaats, maar wel een paar politieagenten (alweer met machinegeweer) met een BWM R80GS (stokoude versie van mijn eigen brommertje). Ik dacht: "Als ze geen camping weten, dan kunnen we altijd nog even over de motoren kletsen". Ze hadden me al gezien, en nadat ik omgekeerd was wachtten ze me al op. Ik vertelde wat ik zocht, en ze gaven me een compleet overzicht. De camping in Ataköy leek het dichtst bij de stad te liggen, en die koos ik dus. "Hoe je daar komt? Da's niet gemakkelijk uit te leggen... Volg ons maar even." Ik pruttelde nog wat dat Ataköy volgens mijn kaart aan de andere kant van de stad (en de Bosporus) lag en dat een globale richting wel genoeg was. Daar wilden ze niets van weten. En zo reed ik dus met politie escorte door Istanbul.

Voor de politie hier gelden andere regels dan voor gewone stervelingen. Toen de heren een afslag misten op een van de snelwegen, toen legden ze gewoon het verkeer op een rijstrook plat en keerden om. Ik dus ook. Spookrijden onder politie begeleiding - dat gelooft natuurlijk niemand... Maar goed, we kwamen daarna op een punt waar zij het ook niet meer zo goed wisten, en toen werd de portofoon erbij gehaald. Daarvoor moet je wel stilstaan, want die prachtige apparaten die ze thuis in de helm hebben zijn hier niet doorgedrongen. En stilstaan doe je ook gewoon middenop zo'n snelweg, naast de bushalte. Iedere keer als ik iets doe dan levert me dat een toeterconcert op, maar nu hoorde je alleen de krijsende banden van laat remmende auto's op het gladde asfalt. Na een kilometer of 25 kon ik het niet meer mislopen en gingen de heren weer hun eigen weg.

De volgende dag heb ik eerst heel lang geslapen waarna ik ben gaan buurten bij een Nederlands stel (Gerard en Laura) die hier zijn met een vrachtwagen waarvan ze laadruimte hebben omgebouwd tot camper. Het is zo'n permanent vier-wiel aangedreven vrachtwagen die in Nederland worden gebruikt om sonderingen in de grond uit te voeren. Gerard en Laura zijn op weg naar India. Ze zijn al 8 maanden van huis. Hoewel - ze hebben geen huis meer, afgezien van de truck. Ze zijn dus eigenlijk thuis. De truck is een soort camper in het groot: Wat dacht je van 700 liter dieselolie, 200 liter drinkwater, een aparte berging met een fietsenhok, een halve bibliotheek aan boeken, een gereedschapsset compleet met boormachine, 24 volts vrachtwagen accu's om vier weken electriciteit in op te slaan, DC/AC, maar ook AC/DC en DC/DC converters - noem maar op. Ze staan er al een week te wachten op visa voor Iran, Pakistan en India.

Die maandag ben ik mijn ronde langs de consulaten begonnen. Omdat in Istanbul is geen diplomaten-wijk is, moest ik door de gehele stad op zoek. In nette kleding, want dat helpt bij het verkrijgen van visa. Het werd een drama. Het was warm, ik was zeiknat en vies geworden door het vuil in de stad en de consulaten waren niet te vinden. Die van Iran had ik wel gevonden, maar die was al dicht. Die van India had als adres een naam van een apartement gebouw, maar geen huisnummer in de lange Cumhuriyet Caddesi. Pakistan en India lagen natuurlijk beiden aan een éénrichtingsweg en mijn tourist-map geeft de richting van de wegen niet aan. Benzinepompen en boekhandels hebben geen plattegronden. Het adres van het Syrische consulaat bleek verkeerd, het vervangende adres bleek een straat die van naam veranderd is, maar dat wist ik pas twee dagen later. Ik ben onverrichter zake huiswaarts gekeerd.

De straatnamen in dit land zijn zó anders dat ik grote moeite heb de borden te ontcijferen. Ik lijk wel dyslectisch - ik lees een adres twee maal en nog kan ik het woord niet reproduceren of herkennen. Het is erg lastig op deze wijze een adres te vinden en achterin mijn hoofd begin ik me een beetje zorgen te maken over wat me nog te wachten staat als ik de borden helemaal niet meer kan lezen zoals in Thailand. De Turken zijn intussen erg behulpzaam. Als ik ergens stilsta om op de kaart te kijken, dan komt er bijna altijd iemand naar me toe om me te helpen. Men wil zó graag helpen, dat als men het antwoord niet weet dan maar een antwoord verzint. Goed bedoeld, maar niet handig. Ik ben talloze malen heen en weer gestuurd door tegenstrijdige aanwijzingen.

Terug op de camping werd ik liefdevol onthaald op koffie door Jopie en haar man Kalim. Dit echtpaar staat de hele zomer op de camping. Kalim is van geboorte Turks, Jopie is in Haarlem geboren. Ze zijn (vroeg) gepensioneerd en verdelen hun tijd nu tussen Turkije en Nederland. Het zijn bijzonder hartelijke mensen en Jo speelt moeder voor me. Koekjes ontbraken natuurlijk niet.

Gerard en Laura konden mij op de kaart precies aangeven waar de consulaten van India, Pakistan en Nederland lagen. Dat ik Nederland ook nog nodig zou hebben wist ik pas toen de Pakistani mij de volgende dag heenzonden met de opdracht een aanbevelingsbrief te regelen.

Het Nederlandse consulaat is er één zoals we ze in Den Haag kennen: statige gebouwen met grote hekken, bewaking en een vloot auto's met CD stickers. De landen die ik wil bezoeken zijn iets minder rijk, en dat geldt ook voor de drommels in de diplomatieke dienst. India zit op de vijfde verdieping van een oud gebouw dat tussen twee nachtclubs ingeklemd zit. Er is geen mooie koperen plaat die aangeeft waar het Consulaat-Generaal van Pakistan is gevestigd, maar er is een fotocopie van een briefhoofd tegen de ruit geplakt.

Tegen de tijd dat ik aanbevelingsbrieven had voor Pakistan, Syrië en Iran was het natuurlijk te laat om de visa die dag nog aan te vragen, want dat kan alleen in de ochtend uren.

Ik was die avond erg moe en ben in bed naar de wereldomroep gaan luisteren terwijl ik nog wat aan dit verhaal werkte. Om een uur of acht ben ik in slaap gevallen, maar om half tien werd ik gewekt. Gerard en Laura gingen koffiedrinken bij Jo en Kalim en ik was ook uitgenodigd. Jo had mij niet zien eten en dus moest ik aan de gehaktballen met lekker veel knoflook op brood en daarna ook nog brood met Nederlandse kaas. En ik dacht dat ik helemaal niet hongerig was door de warmte. Ik heb me heerlijk laten onthalen - fantastisch dat er mensen zijn die zo om anderen geven die ze helemaal (nog) niet kennen.

Ik ben de dag erna begonnen met Syrië, want met dat visum zou ik in ieder geval verder kunnen reizen. Voor de gelegenheid had ik mijn maagdelijke paspoort uitgegraven, die zonder stempels van de Amerikaanse immigratiedienst. "Waar is je Turkse visum? Hoe ben je het land ingekomen?", vroeg de onvriendelijke man achter het weinig gastvrij ogende luikje met tralies op buikhoogte (!). Ik kon 'm slecht vertellen waar ik naartoe zou reizen, noch dat mijn visum binnen een half uur in een ander paspoort was gezet. "Een Turks visum is in dit paspoort niet nodig", zei ik want hij stond immers in m'n andere paspoort. Niet gelogen en toch een redelijk acceptabel antwoord, vond ik. Het paspoort verdween in een kamertje en vanaf de trap (dit loket is uitgezaagd in een deur die uitkomt in een trappenhuis van een flat) kon ik net de grote baas een wuivend gebaar zien maken alsof ie wilde zeggen dat het niet zijn probleem was, maar dat van de Turken. Het visum zou de volgende dag, in de middag klaar zijn.

Ik was er de volgende ochtend om 11 uur, want mijn Engels is soms niet zo best... Na enig lief vragen, nederig doen (je kent dat wel, handjes vouwen en een klein knikje maken) werd mijn paspoort getoverd! Nu kon ik nog net naar het Pakistaanse consulaat. Dat visum moest ik eerst hebben, omdat Iran aanvragen van mensen zonder uitreismogelijkheid niet in behandeling neemt. Mijn spullen daar ingediend en 120 gulden (in Turkse Lire) betaald. Ik had gevraagd om een zes maanden visum, met meerdere entries. De volgende ochtend kreeg ik van de zeer onbeleefde man een single-entry visum voor drie maanden. Dat vond ik wat weinig waar voor m'n geld en bovendien vond ik de vent niet aardig. "Het is uw eigen schuld - u weet dat wij slechts drie maanden visa uitgeven". Maar hoe ik dat had moeten weten kon hij me niet zeggen - en het eigen schuld verhaal begon opnieuw.

De consul zelf was er niet, maar de vice-consul wel. In zijn van air-conditioning voorziene kantoor mijn beklag gedaan; aan het visum was niets te doen maar aan de manieren van de man achter het loket zou worden gewerkt. Ik verliet het gebouw met de verontschuldigingen van de vice-consul maar dat leverde me eigenlijk niets extra's op. Vóór 1 oktober moet ik in Pakistan zijn of anders moet het hele verhaal opnieuw. Nu maar hopen dan Iran haar visum niet precies laat aansluiten...

Snel naar Iran: Gesloten, want het is vrijdag. En vrijdag is voor Moslims zoiets als zondag voor Christenen. Verdorie! Snel naar Libanon. Die wilde een aanbevelingsbrief en die had ik niet. "Da's dan jammer - dan bezoek ik jullie land toch niet?", probeerde ik, en de man vroeg waar ik nog meer naar toe ging. Aha! De brief was kennelijk een 'me-too' aangelegenheid. Ik liet hem de andere aanbevelingsbrieven zien. "Fotocopieën van deze zijn ook wel goed", hoewel ze helemaal niet aan het Libanese consulaat gericht waren. "Kan het vandaag, ik bedoel, NU klaar?", vroeg ik. "Nee, want de consul komt pas om half drie". Dan ga ik eerst naar Jordanië. Daar kon ik direct een visum bij wijze van hoge uitzondering krijgen. (Een beetje slijmen en zeggen dat je zó graag iemands land wil bezoeken werkt erg goed.) Terug naar Libanon - om half drie, bij wijze van hoge uitzondering, kon ik m'n paspoort ophalen. Ja ja. Die uitzonderingen ga ik straks nog normaal vinden. Vier visa van de zes in vijf dagen - niet slecht.

Gerard en Laura hadden inmiddels hun visa voor Iran, Pakistan en India rond. Dat hebben we gevierd met een maaltijd en daarna koude koffie (is véél lekkerder dan het klinkt). Om vast in de stemming voor de Islamieten te komen heb ik begin deze week het gebruik van alcohol geheel gestaakt, maar Laura moest van de koffielikeur af (alcohol mag je niet meenemen Iran in). Werd het toch nog erg gezellig.... Zaterdagochtend wilde ik om acht uur bij de Iraniërs op de stoep staan, maar om tien over acht werd ik gewekt door Gerard. Toen ik uit de douche kwam had Laura al ontbijt gemaakt. Snel naar het consulaat en bij terugkomst koffie gedronken bij Jo, die ook ontbijt voor me bleek te hebben gemaakt. Ik weet niet wat me overkomt! Zoveel mensen die zich mijn lot aantrekken! We hebben een ingewikkeld systeem uitgedacht om via-via tijdens de reis elkaars verrichtingen te kunnen volgen.

Het wachten is nu op de visa van India en Iran. Beiden zouden over een dag of vijf klaar moeten zijn. Intussen klets ik wat met de mede-camping bewoners, waarvan velen ook op reis zijn.

Zoals John en Janel, die achter me staan. Zij zijn tien maanden geleden getrouwd, zijn voor Kerstmis even terug geweest, maar sinds hun trouwdag op reis. Op de fiets de wereld rond, is het plan. Ze hebben net een twee weken korte vakantie achter de rug. De ouders van John zijn in Istanbul op bezoek geweest. Lekker hotel, niet zelf koken: kortom het luie leven. Het valt ze zwaar weer in het ritme te komen - vooral Janel wil graag naar huis. Haar vooruitzichten zijn ook niet zo leuk: In een zwarte soepjurk, met sokken, lange mouwen en een warme kap op je hoofd dwars door snikheet Iran fietsen. Ze moet als vrouw dan wel achter haar man blijven en mag niet voorop fietsen, ze mag geen oogcontact maken met vreemden en zoals gezegd: geen enkel deel van haar lichaam mag ooit ontbloot worden tenzij ze in ze in haar (erg kleine) tentje is. En ze hebben al een slechte ervaring met een politieagent in Marokko die ze gastvrij onthaalde en vervolgens wat al te 'vrij' werd met Janel nadat ze allen het één en ander aan alcohol hadden genuttigd.

Ook ik ben toch wel onder de indruk van de verhalen die ik hoor: een Iraanse vrouw in de gevangenis geraakt omdat een reiziger de weg vroeg en zij nog antwoordde ook; stenen gooiende mensen naar westerlingen waarvan de kleding niet helemaal in orde is, enzovoorts. Gelukkig ben ik een jochie en zal ik niet veel last hebben.

Intussen luier ik wat in de zon - ik moet het maar zo goed mogelijk zien vol te houden totdat de visa klaar zijn (ha ha). Ik hoop/verwacht de reis donderdag weer voort te zetten - dan gaat het via de Turkse kust naar Syrië.

Allahaismarladik!

Adriaan