Solo van noord naar zuid: de Amerika's - verslag van Adriaan

Mexico (en Guatemala)

De grens

Eén van de eigenaardigheden van mensen en hun buren is dat ze nogal eens kwaad van elkaar spreken. Een Hongaar beloofde me ooit: "Die Roemenen deugen niet en ze zullen je bestelen. De politie zal je aanhouden en proberen je geld afhandig te maken". Die verhalen nemen toe naarmate je dichter bij een grensovergang komt. Mijn angst voor het onbekende, mijn liefde voor het nieuwe en mijn verlangen naar avontuur mengen zich tot een opwinding die zijn climax krijgt als ik zo'n grens daadwerkelijk oversteek.

De V.S. is een heel groot land en de inwoners, tot in Alaska, hebben wel wat te vertellen over buurland Mexico. Reizigers worden er wel eens overvallen door bandieten, er komt corruptie voor en op sommige plaatsen worden medewerkers van grote bedrijven gekidnapt. Een goedbedoelende Amerikaan vertelde me: "Als je de grens over bent moet je de eerste 100 mijl voor niks of niemand stoppen! Ook niet voor politie, want die controleren in de grensstreek niet. Als je toch politie ziet, dan zijn het dus criminelen." Ik neem dat soort verhalen in ontvangst en leg ze naast me neer. Al moet ik toegeven dat er altijd wel iets van blijft hangen.

Tot en met de ochtend van de 12de december logeer ik in een hotel dat 4 kilometer van de grens ligt. Ik post een DVD met foto's en wat andere bescheiden en ik begeef me naar de grenspost in Tuijana. Er blijkt op deze zaterdag een kilometerslange autosnelweg file voor te staan. In Californië mag je op een motor tussen de auto's doorrijden en dat doe ik dus. Ik zie een man in een uniform en wil stoppen. Maar hij gebaart wild dat niemand, ook ik niet, stopt. De rij is immers al lang genoeg. Voor ik het weet sta ik in Mexico. Zonder stempel in mijn pas, geen I94 formulier bij de USA ingeleverd, mijn motor niet in Mexico geïmporteerd. Gelukkig heb ik gisteren wel online een Mexicaanse verzekering geregeld.

Een nieuw IJzeren Gordijn Het is mijn plan de kustweg te volgen en ik begin dan maar pal west te rijden. Mijn ouders hebben me heel vroeger een keer meegenomen naar de Oost-Duitse grens en zeiden: "Dat is het IJzeren Gordijn". Welnu, dát gordijn is weg, maar het is hier kennelijk weer opgedoken. Wát een hekwerk zeg! Ik zie aan weerszijden van een brede strook kaal land uitkijkposten, camera's, militairen in schuttersputjes of achter zandzakken, bordjes die waarschuwen voor hoge elektrische spanningen. "Daar moet ik een foto van hebben!", denk ik. Maar zodra ik stop en de camera tevoorschijn haal begint iedereen héél nerveus te worden. Uiteindelijk sta ik bijna op het strand. De V.S. zijde is verlaten, maar aan 'mijn' kant zijn huizen en mensen tot aan het eerste hek.

Ik stop en neem foto's van het hekwerk. "¿De donde viene?", wordt me gevraagd door een man die er rondhangt. Ik beantwoord zijn vraag met "Ik woon in België". Er duikt nog iemand op en ik haal mijn weggezakte, verroeste Spaans tevoorschijn. Cilinderinhouden, maximum snelheid, landennamen - het komt toch wel snel weer terug. Ze sluiten af met: "Welkom in Mexico!". Dát was me in de V.S. niet overkomen...

Een zich ontwikkelend land

"Op Google Earth zijn de groene velden in de bergen zichtbaar. Soms komt er een éénmotorig vliegtuigje uit het noorden. Je kunt aan het geluid horen dat het zwaarbeladen terugkeert." Ik zit aan tafel bij Héctor en Al, die me uitleggen waarom ik vandaag niet minder dan vier militaire wegversperringen ben tegengekomen. Ze schijnen vooral het verkeer naar het noorden te controleren in het kader van de "war on drugs" (van een oorlogszuchtige ex-president uit de V.S.). Vroeger ging men nog wel eens jagen in de bergen, maar nu wemelt het er van de militairen die er niemand met een wapen dulden. "Om hun eigen marihuana teelt te beschermen!" Ik neem ook dit verhaal maar met een korreltje zout, al voedt het wel mijn wantrouwen tegen iedereen met een uniform en een wapen.

Mannen (en een héél enkele vrouw) met uniformen en wapens zijn hier in overvloed. Ik tel al vlot drie soorten politie: de federale-, de staats- en de gemeentepolitie. De federalen hebben opvallende auto's: Dodge Chargers, naar zeggen allen met een V8 motor. De V6 die ik heel even mocht proberen in Canada vond ik al krachtig genoeg, maar deze schijnen nog harder te gaan. De rest beweegt zich vooral voort in pick-up trucks, waarbij er tenminste één van de kornuiten in de bak staat die een automatisch schietding vasthoudt alsof het écht oorlog is. (Van camera's worden deze stoere kerels héél verlegen en ik heb niet de moed het stiekem te doen...)

Dan is er nog de civiele bescherming (pick-ups, geen zichtbare wapens, wel zwaailichten) en het leger zelf. Zo'n militaire Humvee is toch wel ene imposant ding, hoor! Nee, in een civiele Hummer wil je niet gezien worden als je het echte ding hebt bewonderd.

'k Zal niet spreken van een cultuurschok, maar van Zuid-Californië overstappen op deze dun bevolkte Mexicaanse staat is een behoorlijke overgang. Het voelt hier uitgesproken Zuid-Amerikaans, zoals ik dat zes jaar geleden heb leren kennen en waarderen.

Een cactus akker In het 'buitengebied' zie ik heuvels en bergen, begroeid met cactussen. Hier en daar wordt wat akkerbouw bedreven (als er wat water in de buurt is). Tot mijn verrassing verbouwt men onder andere ... cactussen! Verder grazen er wat schamele koeien en geiten. Het is duidelijk dat dit gebied erg droog is: er is niet veel land dat in cultuur is gebracht, hetgeen de omgeving een ruige, onaangetaste aanblik geeft. Graag zou ik meer van de achterlanden verkennen, maar daar zijn alle wegen van zand. Het kleinste ommetje dat ik kan vinden is gelijk een paar honderd kilometer zandpad. En ik heb een broertje dood aan zandrijden met die zware motor. Bovendien schijnt er zó weinig verkeer te komen, dat ik wel eens dágen in problemen zou kunnen raken als ik bijvoorbeeld een band zou stukrijden. Solo reizen heeft grote voordelen, maar ook wat nadelen...

De natuur ziet er, als er geen mensen in de buurt zijn, goed uit. Maar het zijn de plaatsjes en de steden die me aan andere zich ontwikkelende landen in Zuid-Amerika doen denken. Bij binnenkomst valt het vuilnis als eerste op. Men stoort zich kennelijk niet aan alles wat er langs de straat ligt en men blijft eraan toevoegen.

Dan volgen de straathonden, die doen wat ze kunnen om tenminste het eetbare deel van alle afval weg te werken. Daarna, als ik het centrum dichter nader, komt de rook. Velen stoken vuurtjes: soms om iets te koken, soms om vuil te verbranden. In ieder gehucht worden kippen gegrild, hetgeen gepaard gaat met enorme rookwolken (die best lekker ruiken). De vettige mist mengt zich met de dieselwalmen die de stokoude schoolbussen en de overbeladen vrachtwagens uitbraken. Aan de geur wordt nog een vleugje rioolstank toegevoegd van het riviertje waarin 'alles' wordt geloosd.

Veel materiaal dat de noorderburen afdanken komt hier terecht. Men houdt hier zo'n oude bus die grote wolken dieselrook produceert nog lang lopende. En als ie dan toch afgedankt wordt, dan is het afvalprobleem voor Mexico. Ik kom langs vele auto- en vrachtwagen sloperijen die een goed overzicht geven van de modelseries van tenminste 20 jaar geleden.

En dan is er het lawaai. De auto's maken meer lawaai, maar vooral de vrachtwagens zijn érg luid. En omdat iedereen tegelijkertijd ergens naartoe moet, zijn de claxons nóg luider gemaakt. De winkeltjes langs de straat lokken hun klanten met een muziekje, dat natuurlijk wél hoorbaar moet zijn in de stadskakofonie. Tweehonderd watt vermogen per luidspreker is dan wel het minste...

Maar het went verbazingwekkend snel. Het lawaai is gewoon het ritme van de stad. De mist geeft de aanblik een beetje 'soft focus'. De stank wordt de geur die ik leer associëren met dit soort landen. Een geur roept (bij mij) sterke associaties op. Ik maak foto's en verzamel sinds kort geluiden, maar soms zou ik willen dat ik een geur kan vastleggen. Ik zou dan blijvend genieten van de geur van een herfstig nat bos, die van een veld vol koriander, de aroma's in een Italiaans koffiehuis voor negen uur 's ochtends maar ook de geur van kerosine uitlaatgassen nabij een vliegveld, omdat die laatste hoort bij "ik ga op reis".

De mensen vormen de kers op de taart. Ik vind ze ... menselijker. In onze Westerse maatschappij bemoeit men zich niet met elkaar. Hier ben ik gelijk onderdeel van de toevallige groep die óók een taco staat te eten bij een straattentje. De mensen zijn beleefder tegenover elkaar en hebben meer belangstelling voor anderen. Indien ze net zo'n vraagteken boven hun hoofd hebben als in het Westen, dan stellen ze gewoon een vraag. "¿De donde viene?" wordt me doorlopend gevraagd. Als ik (ook) zin heb in een praatje dan heeft men daar tijd voor. Altijd.

Geen snelle beslisser

Een kerstboom tussen de palmen In een paar dagen rijd ik naar het zuiden van Baja California. Zat de winter me een week geleden nog op de hielen, nu ben ik zomaar in de Tropen. En da's even wennen. Het gaat binnenkort kerstmis worden en dus 'moeten' er kerstbomen worden opgezet. In La Paz hebben ze er één tussen de palmen op een pleintje aan de boulevard gezet: een koddig gezicht. Het is wel een namaak boom - ik denk omdat een echte in dit klimaat zeer snel verdroogt.

Ik kan wel kerstbomen, maar geen geschikte hotels vinden vandaag. Langs de boulevard zijn er een aantal, maar die zien er óf verlopen uit, óf lijken erg duur. Als ik een bord "Fiesta Inn" zie besluit ik dat te volgen, tot buiten de stad, maar nog steeds aan de zee. Ik word door een jachthaven geleid, onder een megalomane poort door naar een vijf sterren hotel. Zeker buiten mijn budget. Ik vraag de receptionist of hij iets weet dat voordeliger is, als juist de manager langskomt. Ze vragen me wat wél een goede prijs zou zijn. Voor de grap zeg ik; "Voor het halve tarief zou het nog nét buiten mijn dagbudget zijn". Ze bieden me een kamer voor helft maar ik besluit het toch langs de boulevard te proberen.

De plaatselijke "Gouden Leeuw" heeft een kamer voor me. Op het moment dat ik me heb uitgekleed en de douche in wil stappen, start er naast me iemand een haakse slijper. Ik weet inmiddels dat men tot laat doorwerkt en ik kleed me weer aan. Ik accepteer de derde kamer die ze me tonen en start nu eerst mijn PC - ik wil m'n website morgen onderhanden nemen. Geen WiFi, hoewel er internet zou zijn. "Alleen in de lobby, señor", is het laconieke telefonische antwoord. "Tot zodadelijk", antwoord ik, "want ik kom uitchecken!".

In de Fiesta Inn word ik opnieuw hartelijk welkom geheten. De hotelschool afgestudeerde receptionist oefent zijn talen op me: ik beantwoord wat vragen over wat ik aan het doen ben in het Duits. Hij kiest een extra leuke kamer voor me uit: één met een zeezicht terras dat zo open is dat ik vanuit mijn bed de zee kan horen ruisen en de zeelucht kan ruiken. Als de zon weer opkomt begint mijn dag met een zeepanorama.

Zeehonden

Ik besteed één dag om een vergunning te regelen om met mijn motor het vasteland van Mexico op te mogen. De grensovergang bij Tuijana was snel, maar deze papierwinkel kost erg veel tijd. Ik regel ook vast een ticket voor de boot, want die begint volgeboekt te raken. De tweede dag gebruik ik om mijn kleding te laten wassen, wat te rusten en een stuk reisverslag te schrijven. En ik regel een duiktrip bij twee ondernemingen, want er zijn er niet veel die genoeg klanten hebben rond kerst. Eén gaat uiteindelijk niet, de ander heeft nog twee duikers / snorkelaars gevonden zal de 17-de december om 8:00 uur vertrekken.

Omdat duiken altijd in teamverband moet, vormen de gids en ik één team. Gidsen zijn meestal goed geoefende duikers die gemakkelijk een uur onder water blijven, net zoals ik. Joel Ibarra laat me ook lekker mijn gang gaan - precies wat ik prettig vind.

Zeehondenrots De eerste (en op mijn verzoek tweede) duikstek is een stel rotsen die uit het water omhoogsteken. "Eilandjes" (zoals de plek heet) is een te groot woord. Maar het bijzondere eraan is dat er een kolonie van ongeveer 400 zeehonden woont. De dieren vinden de duikers machtig interessant. Ze zwermen onder water als vogels om ons heen. De oudere dieren kennen alles al, de baby's verkennen alles met hun bek. Vooral de jongeren, die er een spel in zien, zijn leuk. Ze bijten in mijn vinnen en in mijn uitgestoken handen. Ze gedragen zich als ... honden, maar dan in zee. Ik krijg van degenen die me vertrouwen ruimschoots de kans ze onder water aan te raken. Een bijzondere ervaring.

Rijk

Cabo San Lucas, Mexico De invloed van de VS is de hele weg goed voelbaar geweest, maar nu ik in Cabo San Lucas aangekomen ben lijkt het alsof ik in de VS terug ben. (Cabo San Lucas figureert in één van mijn favoriete films: Jackie Brown. Ik ben in Los Angeles al op zoek geweest naar de Cockatoo Inn uit dezelfde film.) Cabo San Lucas ligt op het puntje van dit schiereiland en kennelijk trekt zo'n uithoek niet alleen zwervende motorrijders. Op weg hierheen ben ik de Kreeftskeerkring overgestoken en daarmee de tropen binnengereden. Normaal staat er dan wel een bord langs de weg, maar ik had vanmiddag dan eindelijk minder dan 100 kilometer lange, onverharde weg gevonden langs het strand. Dáár waren natuurlijk geen verkeersborden te bekennen, en helemaal niet iets dat een verder onzichtbare lijn markeert.

Eigenlijk heb ik hier in Cabo niets te zoeken - ik wil één nacht blijven en dan terugkeren naar La Paz, omdat de boot vandaar vertrekt. Hoewel: ik ben uitgenodigd door Al, die ik tijdens mijn eerste avond in Mexico ontmoette. "OK, bij de Pemex over tien minuten", sluit ik het telefoongesprek met hem af. (Pemex is een benzinestation van de nationale oliemaatschappij van Mexico.)

Tegenover mijn hotel aan de doorgaande weg langs de kust staan opvallend veel politie auto's, waar ik geen acht op sla. De vierbaansweg (die automobilisten als autosnelweg zien) loopt dwars door de bebouwing, maar ik moet wel eerst terugrijden naar een punt waar ik kan omkeren. Ik ben gisterenavond deze weg te voet overgestoken om in het winkeltje aan de overkant drinkwater te kopen. Tijdens de kilometer of drie terugrijden zie ik een grote, luxe SUV met een enorme grill (een Escalade) met een ingedrukte voorkant. Na het omkeerpunt zie ik een losse schoen liggen en 100 meter verder het levenloze lichaam van een man. De Escalade staat nog eens 100 meter verder. Geen leuk begin van de dag.

Al en ik komen tegelijkertijd aanrijden en gezamenlijk gaan we naar 'zijn' huis. Al en zijn vrouw passen al 11 jaar op het paleis van een Texaan. Ik begrijp nu pas waarom Al zei dat ik er met alleen het adres nooit zou komen: je kunt niet zomaar door de poort naar de berg waarop deze 'gated community' ligt. Al rijdt door een wirwar van straatjes vooruit naar de andere kant van de berg, die uitzicht heeft op de Stille Oceaan.

Het is een enorm huis - de boogvormige woonkamer lijkt me 30 meter lang. Aan weerszijden zijn er vleugels voor slaap- en badkamers en er is een enorme eetkamer. Al woont er als de huisbaas er niet is. "Ze zijn al anderhalf jaar niet meer geweest - te druk met werken. Maar ze komen volgende week", legt Al uit. Hij moet de komende week hard aan het werk om van alles in gereedheid te brengen: auto's startklaar maken, kamers schoonmaken, keukenpersoneel selecteren, enzovoorts.

We vertoeven even op het terras, terwijl een kolibrie nectar drinkt en walvissen met jongen voorbijtrekken in het azuurblauwe water van de oceaan.

De eigenaar van het geheel laat zich tijdens de reis niet bedienen door de collega's van Jackie Brown op de lijnvluchten. "Nee, de complete 18-koppige familie komt per privé vliegtuig", zegt ex-model Al alsof het normaal is...

Echt Mexico

Na een nachtelijke boottocht begint mijn tocht op het vasteland van Mexico in Mazatlan. Op mijn wegenkaart staat een kronkelige weg die niet naar het zuiden leidt. Het blijkt de "Espinazo del Diablo" (ruggengraad van de duivel) te zijn die me van zeeniveau over toppen voert die 2.700 meter hoog zijn. In de middag volgt er geen afdaling: ik ben op een hoogvlakte terechtgekomen.

De natuur verandert enorm. In Mazatlan was het woestijnachtig en droog, maar in de bergen zie ik véél verschillende tropische begroeiing, die op de pieken en de hoogvlakte is ingewisseld voor dennenbomen, omdat het daar kennelijk te koud is. Ik moet mijn wollen binnenpak tevoorschijn halen, want het is nu nog maar 15°C. Het pak dat ik in La Paz 'voor de laatste keer' had laten wassen omdat ik immers vanaf nu in de tropen zou zijn...

Voor een set banden rijd ik van Durango naar een voorstad van Guadalajara omdat in die stad een BMW dealer is. Die dealer heeft zelf geen banden, maar ze weten wel iemand anders. Die stemt ermee dat ik er ook mijn zelfmeegebrachte remblokken monteer, de remvloeistof vervang en nog wat kleinere klusjes doe.

Ontbijten bij de Moekes Veel dingen vallen weer op hun plaats: ontbijten op de markt (in Zapopan), een praatje met de lokale mensen, geroosterde kip eten tijdens de siësta, de voor meditatie geschikte lange afstanden: alles draagt bij aan mijn gevoel van gelukzaligheid.

Koude tropen

Teneinde tijdens de kerstdag niet vergeefs naar een hotel te moeten zoeken, besluit ik een paar dagen in de oude koloniale stad Morelia te blijven. De binnenstad is werelderfgoed, maar die lijst begint zo lang te worden dat ie aan betekenis inboet. Ik verbaas me over hoe koud het hier 's nachts wordt en haal mijn donzen slaapzak tevoorschijn als extra deken.

Alle wegen leiden naar Rome, behalve in Mexico. Daar leiden ze allemaal naar Mexico Stad. Die stad ligt in een kom, waarvan de randen ruim hoger zijn dan 3.000 meter. Ik sla, zoals gebruikelijk, de stad over. Althans, dat probeer ik, maar er is geen duidelijk aangegeven rondweg. Ik verdwaal kortstondig in het oostelijk deel maar kom 's avonds toch in Puebla aan.

In mijn Mexicaanse wegenatlas staan geen hoogtelijnen of andere aanwijzingen voor hoogteverschillen. Vanaf Puebla is de Golf van Mexico bereikbaar en zelfs ik begrijp dat ik ooit ergens van de hoogvlakte af moet om bij een zee te geraken. Maar de hoogtemeter op mijn GPS wil maar niet zakken. In een verder onbeduidend plaatsje (Tehuacan) kies ik een klein weggetje naar Teotitlan. Daar aangekomen zie ik dat ik kennelijk nóg hoger ga klimmen, want oostelijk van mij doemt een bergrug op.

Stijgingsregenwolken Helaas zijn er ook wolken te zien met de typische vorm van leeggeregende stijgings buien. Ik weet niet precies hoe ik dat zou kunnen beschrijven, maar het ziet eruit als een berg met een toef slagroom. Die slagroom wordt 'aangevoerd' vanaf beneden en lijkt op de top opeens in het niets te verdwijnen. (Godfrey Reggio heeft dat in de film Koyaanisqatsi erg mooi in beeld gebracht.)

De top van de bergpas is gehuld in mist, erna gaat het regenen. Ik neem mijn intrek in een hotel in een plaatsje net onder de pas, waar mijn slaapzak weer goede diensten bewijst. De gebouwen zijn ontworpen voor warmte en niet voor deze (kortstondige?) koude. Het restaurant heeft een 'vrijstaand' dak en geen verwarming. Het waait er met andere woorden in de meeste seizoenen lekker door, maar nu zit iedereen te eten met een dikke jas aan.

Mijn afdaling heeft wel een tropische aanblik. Ik zie vele planten, grote bomen, maar ook typische hutjes waarin mens en dier wonen. Het is één modderbad, want het regent kennelijk al een tijdje. Het geeft de toch al niet geavanceerde bouwsels een nog troostelozer aanblik. De hutjes hebben geen schoorstenen, maar een grote kier tussen muur en dak. En daar komt rook uit: kennelijk stookt men vuurtjes om op te koken of om warm te blijven.

Van de bergen krijg ik niks te zien: die hullen zich aanhoudend en de regenwolken. Beneden aangekomen legt men mij uit dat ik door koufront nummer 22 ben gekomen. De Mexicanen nummeren de winterse fronten en ze zijn al bij 22, hetgeen dit een ongemeen koude winter maakt. "Komt door la niña", leggen ze me uit, "de koude versie van el niño".

Nieuwjaar

Via een tussenstop kom ik in Campeche terecht, waar ik de jaarwisseling zal 'afwachten'. Isabelle heeft Skype ontdekt, en dat blijkt verbazingwekkend goed te werken. We hebben ons eerste cyberafspraakje: we vieren gezamenlijk Nieuwjaar. Beiden gewapend met een fles bubbels, die we normaal ook niet dichtlaten tot middernacht, luiden we gezellig kwebbelend 2010 in.

Stapels oude stenen

Edzna Vanaf Campeche is het maar een klein stukje naar mijn eerste Maya stad: Edzna. Er zijn (vervallen) huizen en wat tempels te zien. Ik reis nog steeds zonder reisgids, dus ik weet niet zo goed waar ik naar sta te kijken. Maar de plek geeft me een bijzonder gevoel - een soort rust, het gevoel hier te kunnen aarden komt over me. Ik zit naast en op de zeer oude gebouwen die geconstrueerd zijn door een beschaving die op raadselachtige wijze verdween. Juist als ik me lekker laat wegzakken in een meditatie beginnen een paar voorbijgangers van een groep Christelijke Jongeren een gesprekje met me. God is overal.

"Je kunt natuurlijk niet de provincie Yucatan bezoeken en dan Chichen Itza overslaan" - ook zonder reisgids voel ik die verplichting. Hoewel - dan kan ook ingegeven zijn door de film "Against All Odds", waarin deze Maya stad een (bij)rol speelt.

Bij aankomst schrik ik me een hoedje: zóveel witneuzen bijeen zie ik zelfs in Europa niet graag. De wachtrij voor de kassa is alleen al drie kwartier... Ik was klaar om terug te keren toen ik bedacht: "je bent er nu toch". Vlak voordat we (want een solo-reiziger in 'rare' kleding vindt altijd wel iemand om een praatje mee te maken), dus voordat we bij de kassa zijn, komt er iemand op ons af. Een gids, die twee klanten heeft en ons vieren er wel bij wil. Na de ervaringen in Petra (Jordanië 2006, samen met Marcel) stem ik direct in met het voorstel, evenals de drie Canadese dames.

Op die manier leer ik dat de piramide eigenlijk een kalender is en dat de trappen op de noord- en zuidzijde ervan zó gemaakt zijn dat je er de zonnewendes op kunt aflezen. En dat is belangrijk in de tropen, want de temperatuur is het hele jaar ongeveer hetzelfde. De winterse zonnewende (21 december) geeft het moment aan waarop je het best kunt beginnen met zaaien, omdat de planten baat hebben bij de regens die nu gaan komen.

Natuurlijk krijg ik ook het verhaal te horen van het stadion waar men aan het einde van de strijd de leider van één van de teams ter dood bracht. Of dat de winnaar of de verliezer was blijft onduidelijk. Het zou de winnaar kunnen zijn die via dit offer versneld zou worden opgenomen in het hiernamaals. Maar de leider van het verliezende team zou ook als straf geëxecuteerd kunnen zijn. Er staan honderden 'gedenktekens' - voor iedere geofferde leider één.

Na Chichen Itza volgt het kleinere Maya stadje Tulum (met een tussenstop in Cancún, compleet met een duiktocht). Tulum speelde een belangrijke rol vanwege de positie: aan de kust. Er zijn nog véél meer Maya nederzettingen maar het is als met moskeeën: je moet ze met mate bezichtigen. En eigenlijk bekijk ik veel liever bergen en natuur. Ik besluit de hoogvlakte nog eens op te rijden, al betekent het dat ik een stuk de verkeerde, westelijke kant op ga.

Op zoek naar wat afwisseling kies ik een weggetje dat op mijn kaart met een gele lijn is getekend. Dat het niet verhard is maakt me niet uit, maar dat ik de achterband lek rijd op een spijker van wel 10 cm is lastig. Het grote gat zorgt dat de band in een wip leeg is. Het wordt mijn eerste reparatie zonder bandenpomp maar met de CO2 patronen die ik al 13 jaar meesleep. Na drie patronen (de helft van mijn voorraad) heb ik pas 1.6 bar druk. De band is eigenlijk te zacht om op te rijden, maar in dit terrein maakt dat niet uit. Ik bewaar de andere patronen voor het geval ik nog eens lekrijd.

Enorme spijker in band Met enige moeite bereik ik een dorpje waar ze geen pomp hebben. Er zijn een schooltje en winkeltje, verder lijkt iedereen wat vee te houden in en om het huis. Als ik naar mijn 'gele' weggetje vraag, vertelt men mij: "Ja, die weg gebruikten we vroeger wel. Ze is in slechte staat - jij zou erdoor kunnen. De brug op zes kilometer is kapot, maar de rivier is waarschijnlijk laag genoeg om te waden." Hoewel ik dol ben op een avontuurlijk ritje, ik sla deze toch maar af. Helaas moet ik wel meer dan een uur terugrijden, op mijn te zachte achterband.

Terug op de asfaltweg vind ik snel een bandenpomp en spoed ik me op weg. Als ik de resten van een ontplofte vrachtwagenband tegenkom, dan ontwijk ik die handig. Maar een tegenligger werpt een stuk rubber op, dat precies op de sensor van mijn tweede, gekalibreerde kilometerteller terechtkomt. Die sensor is een reed relais, een piepklein dingetje in een glazen buisje, dat nu gebroken is.

Na deze lange dag kom ik aan in Palenque, waar het begint te druppelen. Ik heb een reserve reed relais bij me en als ik iemand heb gevonden die kan solderen lijkt het probleem vlot gefikst. Ik heb zelfs een slangetje georganiseerd ter bescherming. Maar tijdens het monteren breekt het reserve onderdeel.

Ook in Palenque bezoek ik (de volgende dag) de Maya stad (dit is één van de grotere) en ik begin erna aan de beklimming van de hoogvlakte. In de stromende regen, die pas ophoudt als ik boven, in de regenschaduw, ben aangekomen. Opnieuw heb ik de plantengroei in een paar uur zien wijzigen, maar opnieuw was het zicht beperkt. Van de eerste vier keer dat ik naar de Mont Blanc ben gereden, heb ik de berg maar één keer gezien. Deze tweede mislukte poging zal me niet weerhouden het nog eens te proberen.

In San Cristobal op 2.000 meter hoogte is het weer koel genoeg voor het dons. Een reed relais hebben ze er niet, maar ik vind wel uit dat ze op vijftig kilometer van hier te vinden zijn. Ik koop er vier en een soldeerbout. In de laatste vier grote reizen heb ik nu ... vier soldeerbouten gekocht.

Vrijheid

"Nou, dat lijkt me wel wat!", zegt Greg, die ook op een motorfiets onderweg is. We staan langs een flinke verkeersader in het zuiden van Mexico, in de staat Chiapas. Ik ben hier omdat men mij vertelde dat het een mooie staat is, en ik dacht aan mijn wegenkaart te zien dat er veel bergen waren. San Cristobal, waar ik gisteren was, ligt dan wel op meer dan 2.000 meter hoogte, maar nu is het gedaan met de hoogten.

"Ik wil graag deze lange lus rijden langs de grens met Guatemala, en dan hier de grens oversteken. Vandaar hoef ik maar een klein stukje pal west om in Tikal uit te komen", leg ik uit. Greg reed in de tegenovergestelde richting maar hij was juist aan het bedenken dat hij genoeg had van de doorgaande wegen. Gebruik makend van zijn flexibiliteit en zijn absolute vrijheid besluit ie om te keren, zodat we samen het grensgebied kunnen verkennen.

Overigens, deze grens is geen uitzondering op de regel: "Dichtbij een grens kent iedereen wel een slecht verhaal over de buren". Mij bereiken verhalen over bandieten die het vooral op westerse toeristen hebben voorzien, gewapende roofovervallen en een overheid die faalt er veel aan te doen. "En Guatemala Stad is een oorlogsgebied!", weet een terugkerende backpacker me te melden. Ik neem maar weer de nodige korreltjes zout...

Benzinestation We rijden de hele dag door deze uithoek van Mexico - de huizen hebben elektriciteit maar verder is hier niks. Geen stromend water, bijvoorbeeld. We zien mensen slepen met water en brandhout. De kleding wordt gewassen in de riviertjes. Er zijn ook geen benzine stations - we kopen brandstof uit een jerrycan in een stalletje langs de weg. Een opengeknipte cola fles met daaroverheen een nylonkous doet dienst als trechter mét filter. Het landschap is vrij vlak en wordt gebruikt voor landbouw en veeteelt. Op onbewerkt land rukken tropische planten op die in menige Europese woonkamer niet zouden misstaan.

We komen toch nog andere bleekneuzen tegen: een groep Russen in een gehuurde bestelbus die bij een afgrond staan te kijken. Greg en ik hebben behoorlijk plezier in samen motorrijden - we hebben ongeveer hetzelfde tempo. Tijdens een fotostop blijkt Greg een professionele fotograaf, die zijn kennis en kunde graag deelt. Hij geeft me lessen, die hij over een paar dagen zal beginnen te nummeren. Greg reist met een kleurthermometer en lost in twee zinnen één van mijn problemen op: bewolkt weer in de tropen is ongeveer 5300°K, een stand tussen 'zonnig' en 'bewolkt' op mijn camera. En opeens kloppen de kleuren weer.

Een paar uur later, vlak nadat ik vriendelijk maar in vliegende vaart terugzwaai naar de Russen, ben ik Greg kwijt. Hij heeft wel gezien dat de Russen ons niet groetten, maar hulp nodig hebben: hun rode motorolielampje brandt. Greg rijdt 8 km terug naar een dorpje en komt terug met een tas vol flessen. Het lampje dooft pas na de vijfde liter: gelukkig maar, want méér olie hadden ze niet in het dorp.

Mede door deze actie bereiken we het stadje, waarvan men zegt dat er een hotel is, een half uur voor zonsondergang. We bezoeken er eerst het tankstation en natuurlijk komen er mensen een praatje maken. Ik vertel ze over ons plan, en dat ik op het internet had gelezen dat de weg naar Tikal soms héél lastig begaanbaar is. Maar niemand kent de staat van de weg, behalve dat ie onverhard is (hetgeen ik al wist). Toch hebben ze een nieuwtje: Er is geen brug over de grensrivier. Maar er zijn bootjes die de toeristen naar de ruïnes van Yaxchilan brengen. Tja, op mijn 1:1.000.000 kaart is niet te zien of er wel of geen brug is.

De volgende ochtend rijden we het laatste stukje naar de plaats met de bootjes door een prachtig stuk jungle. Hier en daar leidt de weg door tunneltjes van het welig tierende groen. We besluiten, nu we toch hier zijn, eerst maar eens die ruïnes te bekijken. Ook hier hebben de Maya's weer een complete stad achtergelaten. Nu we zelf in die bootjes hebben gezeten, besluiten we het erop te wagen. We laten onze paspoorten afstempelen bij immigratie. Er is geen douane - zonder brug is er te weinig goederen verkeer. Dat betekent dat mijn motor niet kan worden uitgeklaard - een probleem dat ik ooit wel eens zal oplossen.

Motor in boomstam-boot De oversteek in de vroege ochtend van de 15de januari verloopt vlot. Een mannetje of vijf helpt de beide motoren in twee bootjes te laden. We vragen twee van hen mee te komen om ons te helpen aan de andere kant. We varen een half uurtje stroomopwaarts waar de motoren zonder veel problemen weer uit de bootjes worden gehaald. Na twee kilometer rijden stoppen we voor een inreisstempel: opnieuw geen douane. Wij zij legaal in dit land, de motoren niet.

De ongeplaveide weg valt mee - we komen zelfs een paar nederzettinkjes tegen. In één zie ik een Coca-Cola truck met een wachter met een karabijn achterop. "Krijgt vast een lift", denk ik nog. De truck haalt ons in terwijl we even stilstaan. "Zag je dat?", vraagt Greg als ik mijn foto gemaakt heb, "die truck heeft een kogelgat in de voorruit!". Even later zie ik een Bimbo busje (da's een brood en koekjes merk) mét gewapende bewaker. In de stad Flores aangekomen zien we een elektronica winkel. Met twéé gewapende wachters. Ik kende al geldtransporten, maar deze gewapende suikerwatertransporten zijn nieuw.

In Flores doen we een poging de motoren alsnog in te klaren: we bezoeken de douane. Maar die kunnen ons niet helpen, want hier doen ze alleen de permanente import. En wij willen slechts tijdelijk importeren. Er komt wel een geldtransport binnen. Eén geldloper geflankeerd door twee bewakers met machinegeweren, allen zichtbaar nerveus. Kennelijk is een grotere, snellere proppenschieter geen reden gerust te zijn.

Tikal

In Tikal aangekomen stuiten we direct op een vlot amerikaans sprekende Guatemalteekse gids, die suggesties heeft voor de overnachting. We kunnen in dit regenwoud kamperen op een grasveldje naast het restaurant. In een tent kun je de nachtelijke jungle véél beter horen dan in een hotelkamer: ik bouw snel mijn tentje. Vlak erna duikt de gids weer op, met een speciaal voorstel. Het park is 's nachts gesloten en gaat om 6:00 uur in de ochtend open. Dat geeft je 20 minuten om één van de hoogste tempels te beklimmen, om zodoende getuige te zijn van de zonsopgang. "Maar ik heb een speciale regeling met de nieuwe directie", legt ie uit, "ik mag met mijn groep om 4:00 uur het park in".

Om middernacht is alles is een dikke mist gehuld, maar dat dempt geluid van de jungle maar weinig. Om 1:00 uur in de nacht moet ik opnieuw mijn bed uit: de mist is nu zo dik dat het spontaan 'regent'. Nadat ik de buitentent ook heb opgezet kan ik nog een paar uur slapen. Om 4:00 uur is het nog aardedonker, maar we vinden de gids op de afgesproken plaats. Helaas zijn alle 20 schoolmeisjes en de twee begeleidsters van een privéschool uit de V.S. ook van de partij. Er blijkt nog een gids te zijn en een man met een karabijn. De gidsen, Greg en ik zijn de enigen met een lampje - de meisjes gaan het pad verlichten met hun GSMs en iPods.

Eén van de begeleidsters is nogal zwaarlijvig en heeft verkeerde schoenen aan - de leraressen vormen de staartgroep, samen met één gids en de schutter. De kopgroep met de kinderen is al snel een heel eind vooruit. Bij een splitsing aangekomen twijfelen Greg en ik. "Laten we hier maar even wachten totdat we worden ingehaald door de staart". We wachten een kwartier, waarvan we gedurende vijf minuten teruglopen. De staartgroep is verdwenen en Greg en ik staan helemaal alleen in een aardedonker park middenin de jungle.

Tikal, heel vroeg in de ochtend "Allang goed - we zoeken zelf wel wat op!" En eigenlijk is het leuker. Greg begint zijn camera in te stellen om van de sterren boven ons een foto te nemen. Tijdens de minutenlange belichtingstijden horen we de brulapen in de bomen wakker worden. Met onze lampjes kunnen we een stukje van het gebouw voor ons verlichten. Bij het schaarse beginnende daglicht blijkt er naast ons een véél grotere op te doemen. Het geeft een onwerkelijk gevoel, zo'n tweeduizend jaar oud gebouw uit de duisternis te zien verrijzen.

Greg heeft wat minder tijd te besteden dan ik: rondom het middaguur vertrekt hij richting Belize en Mexico. Ik wil naar het zuiden, maar niet in Guatemala. De hoeveelheid wapens die ik in deze uithoek van dit land heb gezien geven me de kriebels - ik kan me niet voorstellen dat zovelen met een wapen vergunning hier 'betrouwbaar' zijn.

Ik besteed de middag nog in Tikal en rijd aan het einde van de middag terug naar Flores. Het keyboard van mijn netbook is defect door de vochtige lucht, of door gerammel in de motorkoffer. Ik koop voor 70 Quetzales (6 euro) een USB toetsenbord, nét voordat iedereen zijn huis, winkel en hotel barricadeert omdat het donker wordt. De grote stalen poorten voor mijn hotel zijn ook nog eens voorzien van wachters (gewapende, natuurlijk). Ik verlaat Guatemala de volgende dag via de dichtstbijzijnde grensovergang met Honduras.