Solo van België naar Australië op een BMW R1100 GS motorfiets.

Twintigste verslag - 11 t/m 29 mei 1999...

Down Under, eindelijk

Eindelijk aangekomen in Australië. Het is een reis met hindernissen geworden: enerzijds veel makkelijker dan ik me had voorgesteld. Anderzijds, de problemen kwamen uit onverwachte hoeken: twee ongevallen, één in India, waarvan de kromme stuurinrichting nu nog steeds niet helemaal in orde is, en één in Thailand met zeer ernstige persoonlijke gevolgen. 60.000 Kilometers zijn een aanslag op de motor en de berijder. Ik had gedacht de motor er minder problemen mee zou hebben dan de berijder. Het omgekeerde bleek waar: de motor lijdt en ik geniet. Problemen met grensovergangen heb ik eigenlijk nauwelijks gehad, afgezien van de problemen die ik zelf maakte. Er is ook vrijwel niks gestolen - iets waarvan ik verwachtte dat het zeker zou gebeuren. De mensen onderweg zijn overwegend vriendelijk, met uitzondering van sommige delen van India.

Ik voel me beetje in de steek gelaten door de motorfiets en de wereldwijde BMW organisatie. Terugkijkend constateer ik, dat ik in vrijwel ieder land een bezoek heb gebracht aan de BMW importeur. Die bezoeken gingen vaak gepaard met een fikse rekening, waarbij Kuala Lumpur de kroon spande. Het resultaat is bedroevend: hier in het off-road Mekka van de wereld zal ik op de verharde wegen blijven totdat ik in Melbourne ben aangekomen. Ik vrees, dat de versnellingsbak één dezer dagen er helemaal de brui aan geeft. Dan ben ik liever niet op een zandpad ergens middenin de woestijn. En éénmaal in Melbourne hoop ik dan maar dat we de motor weer in orde krijgen, zodat ik op het ding kan vertrouwen.

Het is pas vijf uur in de ochtend als ik op het vliegveld van Darwin aankom. Het is buiten nog donker en koel: zo'n 22 graden. Na Singapore op de evenaar, ben ik nu twaalf breedtegraden onder de equator. Het wordt hier 'winter'. In het noorden van Australië kent men twee seizoenen: Droog en Nat. De oorspronkelijke bewoners van dit land, de Aboriginals, verdelen deze beide perioden elk in drie partjes, waarvan er één de koude periode wordt genoemd. Die komt eraan: de temperatuur zal de dertig graden dan net niet meer bereiken, en de nachten zullen met hun 15 graden koud zijn. Eénderde van dit land ligt binnen de steenboks keerkring - technisch gezien in de tropen.

Het kantoor van de rederij is gesloten, natuurlijk. Ik kies een hotel uit en laat me daar afleveren. Ik dood de tijd met een paar uur slaap. Om tien uur ben ik klaar om de motor uit de klauwen van de douane te bevrijden; de motor staat bij de rederij op de kade in een loods. Ik mag 'm nog niet meenemen, want eerst moet de douane komen inspecteren. De bijzonder hulpvaardige Michelle van Perkins' rederij legt me uit wat ik moet doen. "Eerst ga je naar het douane kantoor in de stad. Daarna ga je naar Quarantine. Met beiden maak je afspraak voor de inspectie, hier op de kade." Ai! Ik dacht dat quarantine iets voor meegebrachte huisdieren was. De motor is officieel in quarantaine, totdat de inspectie klaar is. Er zijn hier in Australië in het verleden veel dieren door mensen geïntroduceerd die nu een plaag zijn: konijnen, wespen en kamelen zijn voorbeelden. Vandaar dat men zeker wil zijn dat niets het land in komt dat nog meer uitheems leven binnenbrengt.

De mevrouw bij de douane is niet erg werklustig, maar verbergt dat feit onder een berg redenen waardoor het echt niet mogelijk is vandaag nog een controle uit te voeren. Ik ben weer terug in de beschaafde wereld; ambtenaren vragen geen omkoopsommen, maar doen zo weinig mogelijk. Nadat ik haar verbaal in een hoek klem zet moet ze toegeven dat het wel mogelijk is, tenzij ... Ik laat haar die ruimte en spoed me naar het volgende kantoor.

"Is je motor schoongemaakt?", vraagt de man bij Quarantine. Ik wil zeggen: "Nee, natuurlijk niet, mijn motoren zijn nooit schoon". Maar dat lijkt me niet zo handig. Bovendien, eigenlijk is ie best schoon, want de mannen in Kuala Lumpur hebben zich druk gemaakt over de modder en het stof. Ik ben daarna nog wel op een thee-plantage wezen crossen, maar ik heb ook nogal wat regen gehad. Waarschijnlijk valt het wel mee. "De motor was schoon in Kuala Lumpur, maar onderweg naar Singapore heb ik veel regen gehad", wordt mijn antwoord. "We zullen zien - je weet dat je voor iedere inspectie opnieuw moet betalen?" We maken een afspraak voor later op de middag, indien de douane ook kan komen.

De inspecties stellen niks voor. De serienummers van het chassis en het motorblok blijken overeen te komen met mijn splinternieuwe Carnet de Passage. De Quarantine man laat zich door mij uitleggen wat de inhoud van bagagrollen en koffers is. Er zit inderdaad nog wat modder aan de spatborden. Rederij Perkins heeft een hogedrukspuit, waarmee ik de machine te lijf ga. "Ja, ho maar, zo is 't wel goed", hoor ik als ik nog niet halverwege ben. Ja, ook voor hem is het bijna einde werktijd...

Verjaardag

Via het onvolprezen Internet weet ik, dat Harmen en Nathalie ook in Darwin zijn. Hun motorfiets in nog in Singapore en zal één dezer dagen de rode BMW volgen. Ik bel ze op om hen uit te nodigen mijn verjaardag op te luisteren. Onder het genot van enige glazen bier (de brede keuze zal me voorlopig wel even bezighouden) vind ik uit, dat Harmen en Nathalie er het beste van maken. De twee weken totdat hun motor aankomt worden besteed aan werken, bijkomen en... motoren uitzoeken. Nathalie heeft van Nederland tot Singapore de meeste tijd achterop de Africa Twin doorgebracht. Ik heb daar respect voor - ik zou dat nooit kunnen. Maar nu gaat ze weer zelf rijden, op een 'eigen' motor.

De twaalfde mei heb ik haast. In Kuala Lumpur heeft de motor een maand stilgestaan en ik ben twee weken in Nederland motor-loos geweest. Ik heb danig ontwenningsverschijnselen. De motor moet nog wel even 'road worthy' worden bevonden. Ook deze test heeft weinig om het lijf - de meeste tijd gaat heen met geklets over reizen per motor. De Australische overheid maakt mij nog even wat geld afhandig voor het recht te mogen brommeren en een vreemde verzekering die alleen persoonlijke schade aan derden vergoedt. Voor de zekerheid sluit ik nog iets af, dat ook de materiële schade dekt. Ook die verzekering is raar: ik krijg geen polis. Ik hoop maar dat ik de hulp van assuradeuren niet verder nodig heb. Tijd dus om aan de verslaving te gaan werken. Ik heb ooit gerookt en weet dus hoe lekker het is om na abstinentie je helemaal te laten gaan. En ik ga vandaag die enorme oneindigheid in. En vanavond kamperen, voor het eerst in een half jaar. Ik ben erg gelukkig met het verjaarscadeau van dit jaar.

Weer op weg

Helaas is Kakadu Nationaal Park niet zo heel ver weg: slechts een paar honderd kilometer. Onderweg heb ik doorlopend het gevoel dat ik de verkeerde kant op rijd. De GPS werkt gewoon, de kaart klopt met het wegnummerbord dat ik zie, maar toch 'klopt er iets niet'.

Het landschap is erg afwisselend. Kakadu is een heel belangrijk park, één van de 'world heritage' parken van de wereld. Het wordt gedomineerd door de hoogte van de grond. De lager gelegen stukken lopen tijdens de natte periode onder. Er groeien veel grassoorten. Bruggen zijn er alleen voor rivieren. De wegen die door de lage stukken lopen zijn voorzien van borden met lijnen van nul tot 1.4 meter die de waterhoogte aangeven. Ik heb 'pech': geen ondergelopen wegen voor mij. De hoger gelegen grond is begroeid met struiken en bomen. Het wemelt van de vogels - de grootste attractie in dit park.

Krokodillen zijn er ook. Geen vriendelijke dieren, die mensen eten als ze de kans krijgen. De weg die ik rijd ligt enige kilometers van de kust af. Via zandwegen is de kust bereikbaar, maar zwemmen in de zee is er niet bij. "Als de krokodillen je niet te pakken krijgen, dan zijn er nog de haaien", zo waarschuwde iemand mij. De zee hier is ook al niet voor de poes. Het gemiddelde niveau verschil tussen eb en vloed is meer dan 6 meter, en kan oplopen tot bijna 10 meter. De haven van Darwin is om die reden van schutsluizen voorzien. In een krant lees ik later dat toeristen met een gehuurde Landcruiser één van de ondergelopen plekken zijn overgestoken. Door de opkomende vloed werd het voertuig weggespoeld en de toeristen zijn de krokodillen net ontkomen.

Kamperen in Kakadu

Ik strijk neer op de uitstekende kampeerplaats in het park en ben erg in mijn nopjes. Tijdens het diner praat ik met Hank. Hij werkt voor een bedrijf dat brandblussers onderhoudt. Hij is op een trip die negen weken in beslag neemt - brandblussers inspecteren en op druk brengen. Waar? In de woestijn staan microgolf installaties voor telefonie, telkens dertig kilometer uiteen. In ieder gebouwtje, dat werkt op accu's en zonne-energie staat een brandblusser. Hank heeft een serieuze four-wheel-drive auto (4WD) en nog kan hij niet alle plaatsen bereiken. "Aan het eind van de Dry, misschien", zegt hij. Want na deze negen weken begint de hele rit opnieuw. Soms ziet Hank dagenlang geen sterveling. Ik begin een beetje aan te voelen hoe groot dit land is.

Ik gebruik de dertiende mei om het verhaal over Maleisië en Singapore te schrijven en wat kleine klusjes uit te voeren. Ik ben de hele dag buiten en probeer uit de directe zon te blijven. Ik verplaats mijn zitplaats doorlopend om in de schaduw van de bomen te blijven. Opeens weet ik wat 'er niet klopt'. De zon komt op in het oosten en gaat onder in het westen. Da's duidelijk, maar tussendoor gaat de zon richting noord in plaats van door het zuiden... Als ik naar het oosten rijd, staat de zon aan de andere kant van me. Onbewust voelde ik dat er iets in de navigatie loos is. Voorlopig is het wel handig, want tijdens mijn rit naar het zuiden zal ik de zon achter me hebben. Aan het eind van de dag word ik onrustig: dit grote land heeft een werking als een sterke magneet. Geen uitgebreide studie van dit park, maar de wijde wereld!

De volgende 'stop' is Katherine. Het is de voorlaatste redelijke plaats vóór Alice Springs. Ik stop er omdat ik er een GSM signaal verwacht. Het is niet sterk, maar een paar valse starts ben ik op het Internet. Er staan vier berichten op me te wachten, de eerste is enorm groot: 100 kilobyte. Na veel geklooi eindig ik met niks: de andere drie zijn verwijderd zonder dat ik ze heb kunnen lezen en het grote bericht heb ik maar half. Voor hen die mij e-mail sturen: Houdt het alsjeblieft klein, tot 10 kilobyte per bericht!

Ik sta keurig in de schaduw van een groot gebouw. Het vermijden van direct zonlicht is vanzelfsprekend geworden. Het gebouw blijkt een soort bar met casino. Het is ongeveer twaalf uur; de bar draait al op volle toeren. Er hangen wat mensen rond, velen lopen in en uit. Sommigen zijn zichtbaar dronken. Het zijn allemaal Aboriginals.

Aboriginals zijn de inheemse inwoners van deze woestijnen. Velen zijn door de 'Europeanen' (en andere bleekgezichten) verdreven van hun land. Veel land is weer teruggeven, maar de sociale schade is zichtbaar. Veel Aboriginals kunnen niet terugkeren naar hun eigen leven (dat aan het begin van deze eeuw nog in de steentijd lag) en hebben ook moeite met 'ons' leven. Het voedsel dat wij eten is slecht voor ze: velen zijn veel te dik. Deelnemen aan de Westerse maatschappij is niet echt mogelijk - velen zijn werkloos. Een soort collectief Australisch schulgevoel zorgt dat de Aboriginals een ruime uitkering krijgen. Alcohol verslaving is alom.

Ik zoek aanvankelijk oogcontact met de passerende mensen; ik sta wel goed uit de zon, maar op de verkeerde plek. Ik ontmoet vele vijandige blikken van nors kijkende zwarte medemensen. Dit is kennelijk niet manier om een praatje te maken met de oorspronkelijke bewoners.

Katherine

Katherine heeft een bijzondere vallei, die dertig kilometer buiten het dorp ligt. De eerstvolgende plaats kan ik niet meer in daglicht bereiken; ik zet de tent op bij die vallei. Er zijn drie manieren om de kloof te bekijken: wandelend, per boot of per helicopter. Voor een wandeling van zes uur is het rijkelijk laat (en te warm); een helicopter lijkt me niks; de boottocht is ongetwijfeld een 'tourist trap', maar ik kies er toch voor. Het blijkt erg mee te vallen. De rivier door de vallei wordt gevoed met het water dat tijdens de 'Wet' (natte periode) op de vlakten valt. De waterhoogte verschillen zijn behoorlijk. Vooral in 1998: toen viel in een paar dagen zoveel regen als gemiddeld tijdens de hele natte periode. Heel Katherine stond onder twee meter water, de zoet-water krodillen zwommen door de hoofdstraat.

Het is vroeg donker en ik ben moe - ik ben niet meer gewend aan deze lange dagen met zoveel nieuwe indrukken. Als een gelukkig mens val ik niet lang na zonsondergang in slaap. Van Katherine naar midden van Australië is nog een heel eind: 1800 kilometer. De lange afstanden beginnen! Ik stop na een hele dag steeds roder wordend landschap bij Devil's Marbles. Het zijn door erosie afgeronde rotsen die als knikkers lijken rondgestrooid. Ik ben getuige van de zonsondergang vlak nadat ik de tent heb opgezet. De rotsen veranderen van rood in diep-rood. Het is een prachtig gezicht.

Droog en toch overleven

Australië heeft weinig water. Het is het droogste continent en ik ben onderweg naar het midden ervan, door een enorme woestijn. Het is warm en droog: mijn lichaam verbruikt bijna vier liter vocht per dag, veel meer dan rondom de evenaar. Ik ben niet erg actief: de hele dag zit ik op de motor om me heen te kijken en toch verlies ik zoveel vocht. Ik rijd niet hard (bang dat de motor er onder stress eerder mee zal ophouden) maar leg toch zo'n twee kilometer per minuut af. Urenlang rijgen de kilometers zich aaneen; de omgeving verandert langzaam. In het noorden staan wat boompjes ver uiteen, want er is gewoon niet voldoende water. Ertussen groeien wat grassen die allen geel en krukdroog zijn, hoewel de droge periode pas een paar weken oud is. Hoe verder ik naar het zuiden reis, hoe minder bomen. Als het terrein iets lager ligt dan de rest staan er soms wat bosjes. Hoger gelegen land is vrijwel helemaal kaal. Termieten hopen staan werkelijk overal - hoog en laag terrein. Het zijn bijzonder productieve beestjes.

Devil's Marbles

Vliegen zijn ook overal. Als ik ergens stop, zijn er aanvankelijk slechts een paar. Maar na een paar minuten ben ik net zo'n negerkindje uit een hongerland: vliegen rondom mond, neus en ogen. Ik ben er niet aan gewend en jaag de insecten doorlopend op de vlucht. Het valt niet mee een tent op te zetten met maar één hand, want de andere moet de insecten op afstand houden. En het is winter: "De vliegen vallen wel mee", zegt men, "In de zomer kun je beter niet je mond open doen". Zal wel wat overdreven zijn. De andere gasten op de 'self-contained only' kampeerplaats bij Devil's Marbles dragen een vliegennet over hun hoofd. Het ziet er raar uit, maar mijn maaiende armen zijn ook lachwekkend.

Ik weet, dat als ik zou wandelen, dat die twee kilometer per minuut een half uur in beslag nemen. Er hangen twee waterzakken aan mijn motor en ik heb een liter thee. Als ik zou stranden kan ik het een paar dagen volhouden. Dat klinkt veel dramatischer dan het is. Ik bereis de Stuart Highway en kom tenminste vier andere weggebruikers per uur tegen. Maar als die weg er niet zou zijn en ik geen motorfiets had, dan zou het een kwestie van leven of dood worden. En toch zijn er nogal wat inheemse dieren die hier 'gewoon' leven. Helaas zie ik die diersoorten vooral in overleden toestand: slachtoffer van de dezelfde weg die mij het reizen zo gemakkelijk maakt.

Het meest zichtbaar zijn de gieren en de adelaars, die concurreren met de kraaien en de raven om de 'hapjes' langs de weg. Ze vliegen in die karakteristieke cirkels boven de kadavers van de kangeroes die het vannacht niet hebben gered. Deze beesten vermijden de hitte van de dag en komen tegen zonsondergang tevoorschijn. De vrachtwagens reizen ook in het donker, natuurlijk. Deze 'road-trains' stoppen voor niets of niemand en walsen gewoon over alles heen dat in hun pad komt. Talloze kangeroes komen vroegtijdig aan hun eind tegen de enorme 'bull-bars' die aan de voorkant van de truck zijn gemonteerd. Er zijn behoorlijk wat papagaai soorten, meestal klein met heel felle blauwe en rode kleuren. Eén keer zie ik een paar struisvogels.

De road-trains zijn een beetje groot. Errug groot: tot 52 meter lang. BP (British Petroleum) heeft de grootste 'rigs': vier opleggers achter een grote Amerikaanse truck. Een gemiddelde road-train voor vee heeft een trekker, een oplegger met daarachter twee aanhangers. Totaal 17 assen met zo'n 66 banden! Er is geen snelheidslimiet - deze giganten rijden nog hard ook. Dagenlang op deze weg en ik heb er maar één ingehaald - ze rijden dus ongeveer zo hard als ik. De tegenliggers hebben geen verzameling verkeer achter zich, zoals in Europa. Bij menige road-train is de geur van warm rubber sterker dan die van de hete diesellucht.

En ze komen overal. Ik kwam één tegen op een gravel weg. Een andere bij een benzinestation. De chaffeur vertelde me, dat hij regelmatig in de vrachtwagen slaapt, hoewel er slechts één adresje bezocht wordt, ergens ver weg. Hij heeft dit benzine station bereikt via een gravelweg. Die weg is een week geleden geëffend; over een maand gaat deze vrachtwagen omrijden (driehonderd kilometer) om verdere schade te beperken. Want deze road-trains en het andere verkeer zorgen ervoor dat zo'n gravelweg snel weer een hobbelpad wordt. De chaffeur toont me de scheuren in de eerste oplegger. Iedere paar maanden wordt het koppelpunt van de oplegger opnieuw vastgelast. Geen wonder dat de benzine hier zo duur is.

Coons

Het wordt een opnieuw een lange dag, van road-house naar het volgende benzinestation. Ik beroof een PIN automaat in Alice Springs en verzend en ontvang mijn e-mail. Mijn doel is Uluru (ook bekend als Ayers Rock), de enorme monoliet in de woestijn, een heilige plaats voor Aboriginals. Ik heb lang stilgestaan in Alice Springs. Ik stop bij het laatste road house voor Uluru: Curtin Springs, omdat ik Uluru niet voor zonsondergang zal bereiken en omdat ik geen kangeroes op mijn geweten wil hebben, Het is een typisch roadhouse: net een heel klein dorpje. Er wonen verschillende gezinnen, allen familie van elkaar; er is een brievenbus, er staat een generator en er is een klein restaurantje. Het geheel is gebouwd omdat hier ooit water te vinden was - nu staan hier grote tanks die met grondwater worden volgepompt. Eéns per week stopt er een road-train met de bevoorrading. Ik mag gratis kamperen, in het stof. Kieskeurig ben ik al een tijdje niet meer.

Aan de bar tref ik een paar lokaaltjes, de toeristen zitten aan tafeltjes te eten. Ik spoel het stof weg met Victoria Bitter, één van de leidende merken. Naast me zit een wat oudere man. Hij stelt zich voor als de eigenaar van 't spul. Hij was hier het eerst, rond 1930. Met 1500 stuks vee was hij uitgezonden naar deze plek, omdat er water zou zijn. Hij heeft onzacht kennis gemaakt met de werkelijkheid van deze woestijn: een paar jaar later waren 1250 stuks vee overleden. Het land is niet in staat meer dieren te onderhouden. Het was een hard leven. Een 'weide' hier is wat groter dan wij gewend zijn: Met viertien mannen en paarden werden koeien bijeen gedreven uit een gebied van vele vierkante kilometers. Die werden vervolgens in vrachtwagens in drie dagen naar Adelaide gereden om daar geslacht te worden.

Zoals een oudere man dat betaamt (hij is 71) vindt ie de moderne ontwikkelingen maar niks. De cowbows zijn vervangen. Door helicopters. Kost een vermogen, maar is veel efficienter. De wentelwieken drijven het vee bijeen en door een handjevol mannen worden ze ingeladen. Over de asfaltweg gaat het vervoer binnen een dag. Zijn dochter heeft een computer! Hij vertelt me een grapje dat zou moeten aantonen dat ie niets van computers begrijpt. (RAM is een mannelijk schaap, toch?) Ik kijk eens wat om me heen: electronische installatie voor de brandstoffen, PIN betaalautomaat, iedere creditkaart geaccepteerd, alarminstallatie. Ja, ja. Het zal allemaal het werk van de dochter wel zijn.

Er komen twee jonge vrouwen aan de bar zitten. Debby en Kelly kijken wat bedremmeld. Ze overhandigen de barman tachtig dollar en praten met hem over de plannen voor morgen. De dames zijn gestrand. Ze hebben in Adelaide een VW busje gekocht en dat busje heeft nu motorproblemen. De mensen in Curtin Springs hebben een 'oplossing': ze bieden aan, het busje naar het nationale park Uluru te slepen. Dat zal 250 dollar gaan kosten. De reparatie kan dan plaatsvinden in de garage van het park. Maar de meisjes hebben geen geld, vooral niet nadat ze 80 dollar moesten uitgeven voor de 20 kilometer die ze vanmiddag achter de sleepauto hebben afgelegd. Ik vind de prijs wat hoog, maar bemoei me er niet mee.

De oude man neemt nog een Fosters als ik 'm vraag naar de Aboriginals. "Die Coons willen niet deugen!", zegt hij. "En nu moeten ze zonodig dat waardeloze land ook nog terughebben! Die salon socialisten in Canberra blijven maar geld geven aan die zwartjes! Ons geld!" Ik heb het verkeerde onderwerp aangeroerd. Hij houdt niet meer op: de ene denigrerende opmerking volgt de andere belediging. Ik kan me niet voorstellen dat iemand die hier zo lang woont zo slecht over de oorspronkelijke bewoners denkt. Ik word daardoor dieper in het gesprek getrokken, en de man ziet na een tijdje een salon socialist in mij. Gelukkig zijn de meeste van de harige lokaaltjes biefstukken aan het eten, iets verderop. Ik koop nog maar een Fosters voor de man - hij bedaart iets. Ik blijf proberen, maar krijg er geen woord meer uit dat niet gebaseerd is op racistische vooroordelen. Ik ben opgelucht als hij en zijn hond heel plots aankondigen te gaan slapen.

Debby is intussen op de parkeerplaats op zoek gegaan naar andere oplossingen voor haar motorprobleem. Ze heeft iemand gevonden die morgenochtend gaat kijken. Ik beloof, dat ik niet onmiddelijk zal vertrekken maar eerst zal meehelpen. De volgende ochtend spenderen we onder toenemende belangstelling van steeds meer vliegen onder het VW busje. Alles is oud en versleten. Verdeler, contactpunten en bougiekabels zijn onbetrouwbaar. De motor is te starten, maar loopt op slechts drie cilinders. De bougies zijn van het verkeerde type. Eén van de cilinders heeft kleppen, die niet eens meer open- of dichtgaan. Na drie uur werkt de motor weer redelijk, al komt er nog vreselijk veel rook uit de uitlaat. We raden de dames aan op het asfalt te blijven terwijl ze zo snel mogelijk naar Adelaide teruggaan. "Ik ken de verkoper al twee maanden", zegt Debby, "die kan je wel vertrouwen." Ik raad haar aan de auto terug te brengen om te zien of de man het vertrouwen waard was. Of anders een paar andere argeloze toeristen met het probleem op te zadelen.

Ik heb inmiddels ook kennis gemaakt met de zoon des huizes. Vieze spijkerbroek, geruit (houthakkers) shirt met afgekipte mouwen, shaggie in een mondhoek. "What the fuck are looking for in me fucking garage!" Ik dacht even dat de woorden kracht zou worden bijgezet met een stomp op mijn neus. Ik was aan het kijken of er een accu met startkabels aanwezig was, want de VW accu was ook niet best meer. Het is een volledig uitgeruste werkplaats - genoeg gereedschap om de hele VW uit elkaar te halen. Zoonlief neemt zijn Landcruiser en sluit de startkabels aan. Hij ondooit wat als ik heb toegegeven dat zijn garage net zoiets is als mijn woonkamer. "Daar ga ik toch ook niet in rondsluipen?" Ik ben het niet helemaal met hem eens, maar het is me het geduvel niet waard.

Zoonlief is in een pestbui, want gisteren heeft ie urenlang voor niets in de woestijn rondgereden op zoek naar kamelen. En vandaag moet ie weer. "Zijn die kamelen ontsnapt, dan?", vraag ik argeloos. "Ja, en ze fokken maar door, die verdomde beesten" (nog meer Engelse krachttermen), "ze zijn een verdomde plaag". Tja. Ze zijn wel door ons, Europeanen, achtergelaten. "Wat doe je ermee, als je er één vind?", wil ik dan nog weten. "Afknallen!" Ik had al wat gehoord over ruwe mannen in deze contreien - dit is er zeker één. Het karkas wordt met een kettingzaag (!) tot hapklare stukken verwerkt. Ik doorgrond opeens waarom de man onder de bruine spetters zit. (En die broek draagt ie tenminste al drie dagen, dus.) Die stukken vlees worden vergiftigd en ondiep begraven. De vogels blijven er dan af maar de dingo's (een soort hond die waarschijnlijk door de Aboriginals enige tienduizenden jaren geleden zijn geïntroduceerd) graven het vlees op. De dingo's vormen ook een 'plaag', want ze eten weleens kalveren, en daarom zijn ze hun leven niet zeker.

Uluru

Uluru

Het park Uluru is snel bereikt en de enige kampeerplaats in de verre omtrek maakt gelukkig helemaal geen gebruik van haar monopolie positie: het is zonder twijfel de mooiste plaats tot nog toe. Er is zelfs gras! En we hebben een soort keuken met gasfornuis, barbeque en koelkast, die openstaat voor alle gasten. Ik ben toe aan een maaltijd die wat gezonder is dan de het voer van de roadhouses. Ik zou haast denken, dat Australiërs alleen maar hele grote biefstukken en patat eten, zonder al te veel groenten. Uluru heeft een zogenaamd 'resort', waarin al deze faciliteiten bijeen gebracht zijn. Er zijn hotels in alle prijsklassen, winkels, banken, postkantoren en verschillende restaurants. Ik laat een salade klaarmaken waarvan ik iedere ingrediënt zelf kies en eet met smaak spagetti met tomaten, champignons en heel veel knoflook. Ik heb het nu al naar mijn zin, en de rots nog niet eens gezien!

Moedig geworden schrijf ik me opnieuw in voor een tourist trap: een wandeling onder leiding van Aboriginals die hier geboren zijn. Er zal ons het één en ander worden uitgelegd over het leven in deze woestijn, via een tolk. Het wordt een leerzame ochtend - ik kan iedere vraag kwijt aan de rondleiders. We mogen ze zelfs fotograveren - de meeste Aboriginals staan dat niet toe. Ze willen wel graag een exemplaar nagestuurd krijgen.

Mijn mijmeringen over de wijdsheid van dit land hadden me al laten bedenken, dat overleven niet eenvoudig is. Als je in een achtcilinder Toyota Landcruiser met aircondioning zit lijkt er niet veel bijzonders aan, maar stel je eens voor, dat je hier in je blote kont in het stenen tijdperk zou wonen. Slechts honderd jaar geleden, dus. Als die 4WD ermee ophoudt en je bent dom genoeg te voet hulp te gaan zoeken, dan zijn je overlevingskansen gering. Twee Duitsers hebben dat deze zomer nog maar eens aangetoond: ze hebben het niet overleefd...

De Aboriginals wonen hier al tienduizenden jaren. Lezen of schrijven was niet nodig, want alles wat je weten moet is vastgelegd in de Wet. De Wet is onderdeel van de opvoeding en gaat over het verzamelen van voedsel (door vrouwen) en het jagen op Emu's, een struisvogelsoort, en kangeroes (door mannen). Veel informatie ligt vast in verhalen die vaak een sterke moraal hebben. De rondleiders vertellen ons over de man die Emu vlees stal en zich verborg in een grot op Uluru. De bestolene sticht een brand aan de basis van de rots en de rook bedwelmt de dief, die overlijdt. De witte sporen van de rook zijn nog zichtbaar op de wand van de rots, evenals de grot zelf. Natuurlijk herken ik de sporen als kalkafzetting, maar ik ben geen Aboriginal. Iedere streep, iedere oneffenheid en iedere grot heeft een ander verhaal uit de Droomtijd.

Aboriginal tekening

Het verhaal wordt ons verteld aan de hand van een tekening in het zand. De tekening is heel eenvoudig, schetsmatig, maar klopt precies: zelfs de oriëntatie (noord-zuid) van de tekening komt overeen met richtingen waarin de mannen wijzen. Een cirkel voor een rots als Uluru, een kruis voor een waterbron, een drie-ster voor een Emu. De traditionele Aboriginal kunst blijkt vaak een plattegrond van het 'territorium' van de kunstenaar. Zo'n gebied wordt begrensd door de afstand die je kunt afleggen zonder water. De trektochten gingen immer van de ene naar de andere vindplaats van water. Verdwalen betekende overlijden. Geen wonder, dat de tekeningen landkaarten zijn - ze zijn van levensbelang.

In droge perioden moeten de families regelmatig verhuizen om de bronnen niet al te zeer uit te putten, of teveel van het gras te verbruiken. Aboriginals kennen de noodzaak van het behoud van hun leefgebied. Ze leven écht in het stenen tijdperk: iedere man krijgt als onderdeel van zijn initiatie het recht een knuppel te dragen. Onderaan de knuppel bevindt zich zijn scherpste gereedschap: een stukje kwarts dat is vastgezet in de gesmolten hars die uit het Spinifex gras gewonnen is. Onze vrouwelijke tolk moet de gereedschappen van de vrouwen dragen, want de beide Aboriginals zijn mannen. De Wet is voor mannen en vrouwen erg verschillend en strikt gescheiden. Diep onder de indruk van alles wat me verteld is bezoek ik aansluitend het cultureel centrum.

In een video presentatie wordt me de geschiedenis van Uluru getoond. De komst van de Europeanen met hun vee die het evenwicht verstoorden, de uitdeling van voedselpaketten die de Aboriginals afhankelijk maakte, de eerste toeristen (net na de tweede wereldoorlog), de oprichting van een Nationaal Park met alle regels die daarbij horen. Het draait erop uit, dat de inheemse bewoners niet meer op hun eigen land kunnen leven, omdat de ecosystemen uit belans zijn door de waterpompen van de blanken. Dat de helft van alle wilde zoogdieren rondom Uluru inmiddels is uitgestorven en dat de Aboriginals niet langer de eigenaar zijn van het middelpunt van hun beschaving: Uluru. Pas in 1985 krijgen ze de grond die voor hen zo belangrijk is terug, op voorwaarde dat ze het voor 99 jaar leasen aan de Australische overheid. Het park wordt door een meerderheid van Aboriginals bestuurd, de betrokken blanken zijn wetenschappers en spreken de taal.

Gezamelijk rijden

Juist als ik die avond naar wat gezelschap op zoek wil, komt er een BMW de kampeerplaats oprijden. De berijder zegt: "Hello" - het moet haast iemand uit Duitsland zijn. Thilo en Daniela zijn in hun derde week van een rondreis die een maand duurt. Eénmaal per jaar doen ze zoiets, telkens ergens anders op de wereld. De hele Aziëroute hebben ze in stukjes al gezien. Ze zijn ook al in Zuid-Amerika geweest - ik laat me uitleggen waar de uitdagingen en de schoonheden liggen. Hmm. Zuid-Amerika klinkt eigenlijk best goed. Daniela en ik werken ons een weg door anderhalve fles rode wijn, omdat we afzonderlijk geen hele fles aankunnen. Ja ja. Het eindigt erin dat we beiden bijna een hele fles drinken.

Na de zonder meer spectaculaire zonsondergang op Uluru van gisteravond wil ik de zon zien opkomen boven Kata Tjuta (voorheen bekend als 'de Olga's'). Dat zijn opnieuw een verzameling monolieten, maar niet zo groot als Uluru. En het is een flinke afstand rijden. Gelukkig heb ik mijn jas aangetrokken - de temperatuur is niet meer dan twaalf graden. Als de zon éénmaal schijnt wordt het snel warmer: tot dertig graden. Maar voordat het te warm geworden is maak ik een wandeling door een kloof tussen de enorme rotsen. Het is pas acht uur ('s ochtends) en ik heb de hele berg voor mij alleen.

'Alles' is rood. Het zand, de rotsen, de lucht. Allemaal schakeringen van dezelfde kleur die per minuut veranderd. De rotsen zijn ongenaakbaar - het kost me geen moeite me voor te stellen dat de oorspronkelijke bewoners geïntimiteerd waren door zoveel kolossale rode vormen. Het licht van de zon rondom zonsopgang en -ondergang is ontdaan van de meeste blauwe kleur en het rode landschap koestert zich in het zachte licht. Ik hoop, dat de foto's geslaagd zijn, misschien vertellen plaatjes het verhaal beter. Hoewel, ik heb al heel wat foto's gezien - geen enkele evenaart de werkelijkheid.

Thilo en Daniela

Na drie nachten vind ik het tijd geworden weer verder te reizen, tegelijkertijd met Thilo en Daniela. Als ik klaar ben om te gaan, beginnen zij net aan hun ontbijt. We kletsen nog wat terwijl ik mijn vertrek wat uitstel. Ik wil naar het zuiden, naar Adelaide. De Duitsers gaan naar Kings Canyon; de eerste honderd kilometer zullen we over dezelfde weg rijden. Na tachtig kilometer besluit ik dat ik die vallei eigenlijk toch ook wil zien. Het is slechts 350 kilometer om en Adelaide zal wel een dagje op me wachten, denk ik.

Kings Canyon blijkt een juweeltje. Veel mooier dan Katherine, veel steiler. Deze keer ga ik wel te voet, samen met de mede-wandelaars die hun Meindl wandelschoenen dragen. Het kost me moeite ze bij te benen op mijn slecht passende Birkenstocks. Maar de wondjes aan mijn voeten zijn het waard: de vallei herbergt het hele jaar door een rivier. De temperatuur is zoals overal, het water maakt de groei van palmbomen mogelijk! Temidden van de woestenij palmen in een vallei - een tropische verrassing. En de afgronden mogen er ook zijn. Ook hier is alles uitgevoerd in rode rotsen; we zijn de vallei net op tijd uit om alweer een prachtige zonsondergang te bewonderen. Dank je wel, Thilo en Daniela, voor jullie overreding!

Racen

De omgeving ten zuiden van Uluru wordt snel eentonig. De begroeiing wordt gestaag minder. De repeater stations voor de fiber-optic kabel (iedere zestig kilometer) zijn nog de enige afwisseling, naarmate ik dichterbij het half-weg punt kom. De laatste honderd kilometer voor Coober Pedy is het toch al niet fraaie landschap ook nog eens overhoop gehaald. Er worden hier opalen gedolven. Overal zijn grote en kleine hopen met zand dat uit de diepe gaten is gegraven. Iedere 'claim' is omheind. Niet omdat de half-edelstenen zouden worden gestolen, maar omdat het gevaarlijk is hier te gaan wandelen. Het wemelt van de waarschuwings borden die erop wijzen dat je in zo'n diep gat kunt vallen.

Het plaatsje is een typische mijn nederzetting. Zoals Las Vegas het oord was waar men de goud opbrengst aan de verschillende geneugten (gokken, vrouwen) opmaakte, zo is Coober Pedy eveneens bedeeld met een flink aantal etablissementen waar men snel van geld kan afkomen. Er rijden opvallend veel onverzorgde heerschappen in oude auto's rond. Na enig zoeken vind ik een kampeerplaats in het onvriendelijk uitziende dorp. De wolken die zich al geruime tijd samenpakken ontladen zich in een regenbui net nadat ik de tent heb opgezet. Het zou de eerste van vele buien worden. Ik vind een Grieks restaurant - een eerste indicatie dat ik op de zuidkust afsteven. Ik krijg er uitstekende Tsjatziki en Gyros en dat had ik al een tijdje niet meer gehad.

Ten zuiden van Coober Pedy (hetgeen overigens Aboriginal is voor 'gat van de witte man in de grond') ligt een 'prohibited area'. Hier zijn jaren geleden atoombommen getest in de volstrekt lege woestijn. Tegenwoordig worden er raketten getest. Stuart's Highway loopt er dwars doorheen. Gedurende 250 kilometer mag men niet zonder vergunning van de weg af; ik kan me ook niet voorstellen dat je dat zou willen. Het landschap is helemaal leeg, op de radar en zend installaties na. Ik krijg verschillende keren een bui te verwerken. Zo'n veertig kilometer voor Adelaide heb ik er genoeg van, voor vandaag.

Racen in Mallala

In de pub naast het motel dat ik heb gekozen word ik gezelschap gehouden door Andrew. Hij stelt voor, gezamelijk te eten met zijn vrienden, leden van het Guy Walsh Pro Honda race team. Morgen gaan ze racen in Mallala, een gehucht zo'n 20 kilometer terug. De weersverwachting is slecht en op zondag kan ik toch geen nieuwe banden krijgen. Naar Melbourne doorrijden in de regen op deze banden die inmiddels 20.000 kilometer hebben afgelegd (vanaf Mumbai, India) wil ik niet. Ik neem de uitnodiging om morgen te gast te zijn van dit team direct aan.

De nationale races voor motoren in Australië zijn professioneel opgezet. Iedere race wordt deze zondag tweemaal gereden, in zeven klassen: 250cc productie, 125cc grand prix, Harley-Davidson, Superbike, 250cc grand prix, supersport en zijspannen. In totaal krijgen we veertien races te zien. Het kampioenschap kent zes ronden, verdeeld over heel Australië. Ik dacht dat in Europa voor de kampioenschappen al flinke afstanden werden afgelegd, maar in dit enorme land zijn de reizen die de teams ondernemen veel langer. Guy Walsch komt uit in de 125cc grand prix klasse. Hij en Mitch (ik geloof dat hij zo heet) hebben 23 uur gereden om vanuit Brisbane naar Adelaide te komen. Andrew heeft 'slechts' 8 uur gereisd, omdat hij in Melbourne woont.

Het regent hard tijdens de korte rit naar het circuit. Dat belooft weinig goeds - alle starts zullen 'wet races' worden. De teams hebben de optie om regenbanden te gebruiken. Als ze kiezen dat niet te doen en er valt net een bui, dan is de race hopeloos. Dit in tegenstelling tot een 'dry race', waarin iedereen op slicks (profielloze banden) start. De race wordt gestopt, zodat de banden kunnen worden gewisseld, als het dan mocht gaan regenen. Guy heeft geen keuze: beide races worden gereden op een kletsnatte baan. Zijn startpositie is nummer vijf - zijn beste kwalificatie tot nog toe. De laatste ontmoeting was op Philip Island, waar het ook al regende. Het budget is krap, natuurlijk; Guy gebruikt dezelfde banden voor deze races. Hij krijgt er spijt van - hij moet beide keren opgeven omdat de gebruikte banden onvoldoende grip geven.

Guy en ik vermaken ons verder met het bekijken van de andere races. Eén van de 600cc rijders heeft een wel heel bijzondere manier de bocht te nemen: hij gaat zó hard in de remmen, dat zijn motor bijna haaks door de bocht gaat. Het ziet er heel spectaculair uit maar snel is het waarschijnlijk niet. De anderen kunnen gas geven, terwijl deze vent met slippend achterwiel poogt de bocht te nemen. Guy en ik hebben een goeie plek om te kijken: we staan aan de pit-muur. De passagier van de winnende zijspanmotor heeft een leuke manier de overwinning te vieren: in plaats van opstoken armen steken er een tweetal benen in de lucht na het passeren van de finish.

BMW

De eerste dealer die ik tegenkom in Adelaide (Pitmans) kan me geen banden leveren. De monteur kent het probleem van de afgebroken steunen van de versnellingsbak. BMW in Australië heeft een uitstekende oplossing: de GS rijders krijgen een helemaal nieuwe versnellingsbak. Ik heb flink betaald voor mijn versnellingsbakhuis, verdorie. Nou ja, we zullen zien wat BMW Australië voor mij kan doen als ik in Melbourne ben. Na een uur zoeken in de stromende regen vind ik een stel Avon banden. Ze lijken gemaakt van erg zacht rubber en zullen waarschijnlijk snel slijten - de versleten Metzelers die er nu opzitten zijn in dit weer gevaarlijk. Ik laat de Avons monteren. De banden monteur ontdekt wat er rammelt aan mijn stuurinrichting: de remschijf heeft behoorlijke speling. Dat heeft men in Kuala Lumpur over het hoofd gezien...

Great Ocean Fog

Het uiterste zuiden van Australië is droog en woestijnachtig. "De droogste provincie op het droogste continent", noemt men het hier. Deze provincie (South Australia) heeft wel wat water in de beroemde McLaren Vale vallei, ten zuiden van Adelaide, waar alle wijnmakers bijeen zijn. Helaas is het seizoen voorbij en zijn de vinificateurs aan de winterslaap begonnen. Mijn twee maanden vertraging zit nu extra in de weg. Vandaag heeft Adelaide zelf ook voldoende water: het regent pijpestelen.

Ik laat de wijngoederen voor wat ze zijn en rijd langs de kust. Het schiet niet erg op door de vele bochten in de kleine weggetjes met vele dorpjes. En het regent af en toe, terwijl de temperatuur in de zon niet verder komt dan 16 graden. In de regen is het nog maar 12 graden. Ik heb in een half jaar niet meer zoveel kleding gedragen (vorige week was ik nog in de tropen) en het toch zó koud gehad. De kust lijkt aanvankelijk wel wat op de Ardennen. Licht golvend landschap met enorme productie bossen. Kilometerslang zie ik slechts één boomsoort: een soort vergrote dennenboom die alleen een kruin heeft en geen takken langs de stam. Ik weet, dat de houtvesters er verzot op zijn, want je kunt ze dicht opeen planten. Echt mooi zijn deze mono-culturen niet, helaas.

Daarna kom ik in een gebied dat meer weilanden heeft. Eerst zie ik zwartbonte koeien, daarna "De Bruijn" op een naambord aan een oprijlaan. Die Hollanders zijn waarschijnlijk wel in hun nopjes met dit plens-weer. Het gras in de weilanden is zelfs groen - tot nu ben ik vooral vergeelde velden voorbijgereden. Totaal verkleumd stop ik vroeger dan gewoonlijk. Aanvankelijk wilde ik alleen benzine kopen in Kingston - toen ik afstapte merkte ik pas hoe koud ik was geworden. Ik neem mijn intrek in het lokale hotel.

Hotels en motels zijn anders dan ik gewend ben. Een hotel is vooral een cafe, soms met restaurant en/of een 'bottle shop'. Een bottle shop is een eigenlijk een gewone slijterij met zeer ruime openingstijden. Ik dacht, dat de vergunningen voor het serveren van alcohol in het noorden zeer strikt waren vanwege de Aboriginals en hun verhouding met het vuurwater. In het zuiden is het geen haar beter. In Parijs kun je bij McDonalds een glas wijn bij de Hamburger krijgen, in Adelaide kan dat alleen in een 'fully licensed' restaurant. Maar die mogen je geen gesloten fles verkopen, want dat mag alleen in de 'bottle shops'. Restaurants zonder vergunning hebben een 'B.Y.O. (bring your own)' regeling: kom eten, maar neem je eigen biertje mee. De openingstijden worden op de minuut nauwkeurig nageleefd. Het maakt op mij een beetje een krampachtige indruk.

Maar ik dwaal af. Een hotel gaat dus over de tapkast en de lui die ik vóór die tapkast aantref. De mensen overigens, die ervoor zorgen dat er van de verslaggeving de laatste tijd niet veel terechtkomt, want het is iedere avond behoorlijk gezellig. Deze hotels hebben meestal een paar kamers met een doorgezakt bed, dat ze voor een bodemprijs verhuren. Douche en toilet worden gedeeld met de andere logees. Het hotel van vanavond heeft een luciferdoosje-grootte kamer voor me met het oudste bed waarin ik ooit heb gelegen. De lakens en de handdoek zijn zoals altijd kraakhelder. Maar wat me zal bijblijven van deze logeerpartij is de douche. Een douchekop met de doorsnede van mijn toerenteller waaruit een hoeveelheid heet water per minuut stroomt waaraan je niet kunt zien dat ik 'de droogste provincie van ...' bezoek. Heerlijk!

Na een douche waarin ik voldoende water heb gebruikt en verspild om een platteland-Indiër de hele droge periode lang in leven te houden, meld ik me aan die tapkast. Ze verkopen Glenlivet, waarvan ik er één drink. Daarna weer over op het 'light' bier, want het gesprek met de anderen vordert al aardig. Australiërs kunnen er wat van: in dit hotel blijven ze bier schenken totdat je je glas neerlegt. Gelukkig voor mijn lever hebben ze hier 'light' bier, dat minder alcohol heeft dan 'heavy'.

De buien gaan in de nacht over in regen. De ochtend begroet mij met een bui, gevolgd door zonlicht en een bui. Het valt dus wel mee, denk ik nog. Vandaag de 'Great Ocean Road': een kustweg tot aan Geelong door mijn favoriete landschap. De eerste paar honderd kilometer gaan goed - tussen de watergordijnen zie ik de pelikanen in enorme V-formaties naar het warmere noorden vliegen, ik zie veel typische kustvogels op het strand, hoewel ook hier het seizoen gevorderd is. Loofbomen hebben hun bladeren laten vallen en veel vogels zijn al vertrokken. Ik moet er echt aan geloven: het is is hier herfst - mijn jaar-lange zomer is voorbij.

Great Ocean Fog

De kust bestaat uit rotsen en kliffen. Ooit, in de prehistorie, stond dit hele gebied onder water. Ik rijd nu over de samengeperste slikbodem van die voormalige oceaan. De rotsen zijn niet van echt harde steen en brokkelen door erosie makkelijk af. De tegenwoordige zee doet haar best: op een plek die 'de twaalf apostelen' heet, staan grote brokken steen in het zeewater, totdat ze over een paar eeuwen de oceaan niet langer kunnen trotseren en omvallen, zoals met een paar van de twaalf inmiddels is gebeurd. Deze zuidelijke kusten van Australië zijn dan ook een slagveld voor de oude zeevaarders: de bodem ligt bezaaid met scheepwrakken die stuk liepen op de grillige ondiepe bodem.

Na de zuidelijkste punt krijg ik de wind van voren, over zee. Bovendien loopt de kust hier op, tot 400 meter. De temperatuur en het zicht duikelen. In dichte, acht graden warme mist geef ik het op en verlaat ik de kust. De Princes Highway is zwaar bewolkt maar droog. Ik ben nu niet meer in South Australia, maar in de provicie Victoria. Het eerste bord waarop ik getrakteerd werd: 'Speed Red light camera's operate throughout Victoria'. Welkom! Ik ben nu niet alleen in de beschaafde, maar ook in de bewoonde wereld. Er is veel verkeer, dat zich opvallend netjes aan de regels houdt. In de Northern Territories is geen snelheidslimiet en hier rijdt men met één oog op de snelheidmeter.

Ik krijg een punthoofd van het bombardement van verkeersborden. 'Pas op voor Kangaroes', 'Overstekende Koala's', 'Verminder snelheid', 'Verborgen inrit', 'Scherpe bocht' en 'Drowsy drivers die'. Die laatste (slaperige chauffeurs komen om) is de eerste van een hele reeks waarschuwingsborden, die de vuurwerk campagne van SIRE in Nederland doet verbleken. Zulke botte waarschuwingen heb ik nog niet eerder op verkeersborden gezien. Na een tijdje Zwitserland, waar men ook nogal op de snelheid let, voel je aan welke vaart geboden is. Buiten de dorpjes mag je hier 100 kilometer per uur, maar rondom de plaatsjes is het een chaos. Soms mag je maar 60 waarna het volgende dorp met een gelijksoortige weg met 80 gepasseerd wordt. Meestal is het 100, 80, 60 (dorp), 80, 100. Maar het lokale bestuur mag kennelijk ook zelf tot 100, 90, 80, 70 (en weer terug) komen. Iedereen gaat in de rem bij deze borden en ik moet goed oppassen dat ik niet tegen ze aanrijd. (Ik maak me niet veel zorgen over de laatste 10 kilometer snelheid.)

Het kon natuurlijk niet uitblijven. Op de Princes Highway mag je overal 110, behalve... Ik zie de politieauto aan de overkant van de weg in de bosjes verscholen staan. Die staat er voor mijn tegenliggers, want die kunnen 'm beslist niet zien. Ik rijd voorbij en zie de auto uit zijn schuilplaats komen en omdraaien! "Da's voor mij", denk ik terwijl de agent met zwaailichten aan op me af komt. "Wat is de reden dat ik u heb aangehouden, denk u?", vraagt de agent. Wat een stomme vraag - ik zal een onnozel antwoord geven. "Geen idee". De vraag was slechts inleiding: "U reed 124. Dat is 24 te snel". Verdorie, heb ik een bord in het bordenwoud over het hoofd gezien. "Heeft u een rijbewijs?" Met enige moeite haal ik de waterdichte documenten tas uit de voering van mijn jas. Mijn vingers zijn te koud om het ding te openen. De agent haalt mijn rijbewijs tevoorschijn - de eerste keer dat ie zo'n groot roze ding vasthoudt. "Ik ga u een bekeuring geven", zegt ie, inmiddels iets vriendelijker tegen deze buitenlandse gast. "Moet dat?", vraag ik. "Ja, maar je hoeft 'm niet te betalen", zegt hij terwijl hij terugloopt naar de auto. "Ja", antwoordt hij na terugkomst, "het is de moeite niet waard overzeese bekeuringen te innen. Gewoon niet betalen - je hoort er niks meer van".

BMW, alweer

Na de overnachting in Geelong bereik ik BMW Australië in Melbourne aan het eind van de ochtend. Ik word ontvangen door Steve Adcock die mijn klaagzang geduldig aanhoort. Hij kan me geen versnellingsbak of een vergoeding geven. Hij kan me wel helpen met de reparatie van de versnelling: pas geleden is een bak gewisseld en de tandwielen ervan liggen bij BTX, een dealer. Die tandwielen mag ik hebben, kosteloos. We praten over de problemen en productiefouten die bekend zijn over de GS. Ik heb er niet één gemist: de gebroken bagagedrager op weg naar Martin op de Veluwe, het gebroken frame, de afgebroken versnellingsbaksteun en nu de versnelling zelf. Na 100.000 kilometer is het ook tijd voor wat andere reparaties: de remschijven en de koppeling zijn 'normaal' onderhoud.

Bij BTX heeft men geen tijd, de eerste week, zegt Andrew, de receptionist. We proberen een oplossing te vinden: het probleem schuilt in het verwijderen van de bak. "Als je alleen de versnellingsbak aan ons kunt geven, dan kunnen we het er tussendoor doen". Ik meld dat ik zelf kan sleutelen, maar dat ik onmogelijk op de parkeerplaats van een motel kan gaan staan. De eigenaar van BTX Service, Micheal Bubb, is ex-Superbike racer en Australisch kampioen in deze klasse. Andrew, die overigens 'Angel' wordt genoemd, is zelf ook betrokken bij de racerij. "Vorig weekeind was ik in Mallala", vertelt hij me. "Ik ook!" - het ijs is gebroken. Angel is lid van het het sidecar raceteam van Vincent Messina en Alison Scoullar. Ik vertel, dat ik een tijdje Benny Jansen en Frans Geurts Van Kessel heb ondersteund. "We gaan een oplossing vinden!", roept Angel. "Je kunt de werkplaats van het raceteam gebruiken, denk ik, en we vinden wel een slaapplaats."

Na enig getelefoneer spreken we af, dat ik zaterdag terugkom om kennis te maken met Vince en Alison. Die zullen bij BTX (die het team sponsort) aanwezig zijn om de klanten de zijspanmotor te tonen. Micheal legt me haarfijn uit wat er nu eigenlijk mis is met mijn motor. Vastlopen of helemaal stoppen zal niet gebeuren - ik kan er nog rustig op rijden. Als de versnellingsbak geopend is kan Mick een uitspraak doen over wat de kosten van de reparatie zullen zijn. Waarschijnlijk zullen mijn tandwielen of die van het garantiegeval worden gemodificeerd zodat het probleem voorgoed is opgelost. De nieuwe zes-versnellingsbak onder de K1200 heeft een soortgelijke verbetering. Opgelucht ga ik weer op weg - ik heb ruim twee dagen tot zaterdag.

Alpen

Ik ga rechtstreeks de bergen in, ten noord-oosten van Melbourne. Ik rijd nu door een gebied dat me doorlopend aan Californië doet denken. De wegen zijn bochtig en leiden me door een dichtbebosd gebied. De bomen zijn allen Eucalyptus soorten. Sommige stukken van de Santa Cruz mountains staan er vol mee. De weilanden zijn droog en geel, zoals dat aan het eind van de zomer altijd het geval is. Er zijn geen loofbomen zoals in Europa, kennelijk wordt het hier te warm in de zomer. Opnieuw vind ik een hotel waar ik opnieuw mijn verkleumde botten door het douchewater laat verwarmen. Op deze hoogte is het niet frisjes, maar gewoon koud.

Ik ontmoet een echtpaar dat iets verderop woont; ze zijn komen aanrijden in een stokoude auto. Ze moeten zodadelijk naar huis, anders gaan de houtvuren die hun huis warm houden uit. Ik probeer wat politieke onderwerpen, want ik heb het gevoel dat deze mensen wel een mening hebben. Het blijken de salon socialisten waar ze in Curtin Springs zo'n hekel aan hadden. "Amerika heeft niks te zoeken in Kosovo. Ze denken de politiemacht van de wereld te kunnen spelen en daarom zijn we ertegen." Nou heb ik sinds kort een uitgesproken mening over de Serviërs en hun genocide praktijken en mijn gesprekpartners komen niet verder dan wat algemeenheden die uit linkse hoek komen. Jammer, want ik had wel zin in een goed gesprek.

De volgende dag vangt aan met mist en vijf graden koelte. Ik blijf nog maar even in bed, totdat de wijdse wereld mij eruit roept. Om tien uur is het niks warmer maar kan ik wel wat zien. De route, die me gisteravond door een andere bezoeker beschreven is, leidt over een stuk gravel. Eindelijk kan ik me weer wijden aan het leukste van deze reis: over een verlaten pad dwars door een woud rijden op weg naar... Het doel wijzigt telkens, want ik sla willens en wetens de verkeerde weg in omdat het gravelpad dan langer wordt. Een tijdje betreur ik dat als dat pad erg modderig wordt. Ik hoor de bevroren modder onder het voorwiel breken, terwijl ik alle kanten op glibber.

Kevington

Ik leg aan in Kevington, het centrum van het heelal, volgens het bordje boven de open haard. De zaak wordt gedreven door Josh en Tracey die de stad zijn ontvlucht. Ze hebben een prachtige plek langs een beekje. Je kunt er kamperen (er staat nog een tent) en er zijn de bekende hotel faciliteiten. Hartelijk word ik onthaald op een lunch met hete soep en een gerecht met mosselen en kaas - een combinatie die nieuw voor me is. Ik krijg een complete rondleiding (met excuses dat het er niet best uitziet, zo zonder bladeren aan de boom en geen bloemen). Ik moet een keer terugkomen. Na de lunch heeft Tracey een atlas getoverd en de vijf aanwezigen (ik zag een bord waarop stond dat er 20 mensen in Kevington woonden - 25% van het dorp staat om me heen) laten me niet gaan voordat ik helemaal warm ben door het knapperend haardvuur en nadat ik heel veel heb verteld over de landen tussen Turkije en Singapore.

Na een nacht in een wel zeer diep doorgezakt bed in Myrtleford bestijg ik Mount Buffalo. Ik ben nu ver genoeg landinwaarts gereden om het slechte weer te ontlopen. De zon schijnt en daardoor is de lage temperatuur niet belangrijk. De koude botten hebben waarschijnlijk hun oorsprong tussen mijn oren. Ik ben in het ski gebied van Victoria - er is nog geen sneeuw echter. De atmosfeer is erg helder na de regens en de lucht is scherp als hersftlucht in de bergen kan zijn. Van weeromstuit beklim ik de laatste kilometers van Mount Buffalo met motorlaarzen. Het uitzicht is prachtig, ik denk dat het zicht wel honderd kilometer is! Ik maak een praatje met twee lieden die sneeuw verwachten: ze zijn de rupsband van een sneeuwploeg aan het nakijken. Over een paar weken kan ik terugkomen met mijn skis, beloven ze me.

De volgende uit de serie 'Great ... Roads' heet 'Great Alpine Road'. Eerst steek ik Mount Hotham over (veel ski-motels en typische wintersport uithangborden) door dicht bebosd gebied. Er groeien hier nog steeds overwegend Eucalyptus soorten - het voer voor Koala's, overigens. Ik mis de gravelweg naar de kust en blijf op het asfalt van de Great Alpine Road. Een nieuw plan ontwikkelt zich: ik ga naar de kust, naar Wilson's Promontory. Dat is een natuurpark, geheel geweid aan de ontmoetingsplaats tussen land en zee. Had ik beter niet kunnen doen - het regent er. Gelukkig vind ik een motelkamer met een houtkachel waar ik bijna in kruip onder het genot van een glas wijn.

Zaterdagochtend regent het nog immer en laat ik Wilson's Prom voor wat het is. Om één uur ben ik bij BTX. Ik vertel Alison over de sidecar winnaars die benen zwaaien waar anderen gewoon hun armen gebruiken. "Dat was ik!", zegt ze. "Wij wonnen die race - goed hé?". Vince en Alison rijden samen: Vincent bouwt de motor en stuurt het ding, Alison is passagier en regelt de PR en de sponsors. Andrew, Vincent en Alison hebben alles al geregeld: mijn motor kan in hun werkplaats uit elkaar worden gehaald. De slaapplaats is een twee-seconden onderwerp - Vince en Al gaan ervan uit dat ik blijf logeren. Dat het wel eens lang kon gaan duren wisten we toen nog niet.... (maar daarover meer, de volgende keer)