Solo van België naar Australië op een BMW R1100 GS motorfiets.

Vijftiende verslag - 19 november t/m 2 december 1998...

BMW kwaliteit en andere motor perikelen

Ik moet vanuit Goa terug naar Mumbai om de banden op te halen. Donderdagochtend vroeg vertrek ik om op mijn schreden terug te keren. De weg is bekend - de reis verloopt vlot. Ik weet nu ook waar de drempels zitten en er breken geen verdere onderdelen af. Maar als ik net een klein dorpje ben gepasseerd hoor ik "Krak!" en het lijkt wel alsof ik door mijn zadel ben gezakt. Ik zet de motor langs de kant en na enige tijd zoeken vind ik een gebroken framebuis. Aanvankelijk raak ik in lichte paniek. "Hoe en waar ga ik dit probleem nu weer oplossen?", vraag ik me vertwijfeld af. Doorrijden zou wel kunnen, maar ik verwacht dat bij aankomst in Mumbai het frame totaal verbogen zal zijn.

Ik ga dan maar vijf kilometer terug naar het dorpje. Ik heb (een beetje) geluk: twee jaar geleden is hier een zaak geopend door een man die jarenlang in de werkplaats van een olieraffinaderij heeft gewerkt. Hij is gewend aan high-tech spullen en heeft zelfs computergestuurde uitlijn apparatuur! De uitlijn-markt is immens, want vele auto's en vrachtwagens rijden hier haast zijdelings over de weg doordat de wielen niet recht achter elkaar staan. Zijn probleem: maak de mensen duidelijk dat uitlijnen bandenslijtage beperkt... Hij heeft ook een ultra-modern lasapparaat en hij last de framebuis kundig vast. Enig (terug)buigen, duwen en trekken later zit de fiets weer op de oude manier in elkaar. Als ik tijdens het onvermijdelijke glas thee na afloop vraag wat het kost doet ie iets slims: "Geef me maar wat je het waard vindt". Ik geef 'm 100 rupees (tweekneenhalve dollar) waarmee hij enorm in zijn sas is.

Toeschouwers na reparatie

Ik ga weer op weg met een gerepareerde brommer en een deuk in het vertrouwen dat BMW spullen niet snel stuk gaan. Een lijstje van zaken die defect raakten zonder dat een val de aanleiding was: framebuis, snelheidsmeterkabel en koppelingshevel zijn gebroken, een kofferdrager is doorgebroken en de ABS is kapot. Door crashes sneuvelden: de haken van beide koffers, één kofferdeksel, een koffersteun en beide richtingaanwijzers. Ik vind de lijst al aan de lange kant maar weet nog niet dat het ergste nog gaat komen.

Bij de volgende tankstop valt me op, dat de rechterkoffer onder de oliespetters zit. Het achterwiel heeft al een paar dagen een lichte speling rond de bevestiging van de cardanas. Normaal wordt dat bijgesteld tijdens de reguliere onderhouds beurten, maar de Pakistaanse wegen hebben wat extra tol geëist. De olie komt uit het achterwiellager, daar waar de cardanas aan de achteras gekoppeld zit. Het niveau is nog in orde en ik zet onder grote belangstelling het achterwiel weer onder de motor. De achterrem werkt nu steeds slechter - de olie lekt op de schijf. Ik besluit er in Mumbai tijd aan te besteden.

Door al het oponthoud kom in na zonsondergang in Mumbai aan. Gelukkig ben ik dan al geruime tijd van de national highway af, want vrachtwagens hebben hier vaak geen licht, ook niet als ze twee-aan-twee naast elkaar rijden. Overdag heb ik er al moeite mee, maar in het donker kom ik ze liever helemaal niet tegen. Ik kies een hotel dichtbij het vliegveld zodat ik vrijdag snel mijn banden te pakken kan krijgen.

De douane gaat om 10:00 uur open, volgens het bord, maar de mannen komen pas om 11:00 uur. Na dat uur wachten blijkt dat de banden niet bij de afdeling 'bagage' liggen, maar bij de 'algemene goederen'. De procedure om ze door de douane te krijgen vergt drie dagen!!! Ik slijm of mijn leven ervan afhangt met de laatkomende leidinggevende en hij staat toe dat de banden worden behandeld als 'bagage'. Ik organiseer voor het hele proces één van de opdringerige cargo-agenten maar het kost ook hem twee uur om de papierwinkel alleen voor de andere afdeling in orde te brengen. Ik ga lunchen als de banden in de goede afdeling zijn terechtgekomen en als ik om half drie terug ben worden we nog anderhalf uur (on)prettig beziggehouden. Om vier uur verlaat ik het terrein met mijn banden, een verbouwereerde cargo-agent achterlatend. Hij wilde 2.500 rupees maar moest genoegen nemen met de 500 die ik hem gunde.

Die avond rijd ik door Mumbai op zoek naar iemand die wel eens een band zonder binnenband heeft gezien. Dat blijken er niet veel te zijn: sommigen geloven helemaal niet dat er motorfietsen bestaan met tubeless banden. Laat staan dat er iemand dat soort banden kan wisselen zonder bandenlichters maar met een speciale machine. Bandenlichters kunnen de velg aan de binnenzijde beschadigen, waardoor er een lek ontstaat. Pas op zaterdagochtend krijg ik iemand aan de telefoon die zegt al eens eerder zo'n motorband te hebben verwisseld. Slecht nieuws: ik moet de binnenstad weer in - anderhalf uur rijden door de vervuilde lucht.

Sujon Chaudri

International Tyre Service blijkt geen machine, maar wel ervaring te hebben. Een reiziger met een Honda ST1100 heeft hier een scheur (!) in zijn tube-less band laten repareren. De foto's worden opgezocht om me te laten zien hoe ze dat deden. Ik waag het er op en babbel wat met Sujon Chaudri, de eigenaar. De man blijkt werkelijk alles van banden te weten! Computergestuurde uitlijn apparatuur is ook hier aanwezig. Hij blijkt over zijn vak te schrijven in een tijdschrift: 'Car Bike'. Mijn banden worden met de hand heel voorzichtig gewisseld en meneer Chaudri belt intussen Bob Rupani, de hoofdredacteur van 'Car Bike'.

Een uur later ben ik op de redactie en nog anderhalf uur later ben ik free-lance auteur en Europees correspondent voor een toonaangevend auto- en motorblad in India. De wereldreis zal in drie afleveringen verschijnen, in de Engelse vertaling van Niek, behoorlijk ingekort natuurlijk. Een totaal van 24 pagina's, als alle snel gesmede plannen doorgaan.

We spreken ook over de wegen en het weggedrag van de Indiërs. De ervaring leert dat er geen manier is om snel te reizen in dit land: je moet gewoon bij iedere vrachtwagen de weg af. Tevens blijkt, dat ik precies de 'verkeerde' wegen heb gereden: de weg met het dodelijk ongeval is in heel India bekend. Er er komt nog meer: op weg naar het noorden (Kanha National Park) zal ik nog meer van dat soort wegen zien. Maar Bob heeft ook goed nieuws: ik krijg een hele lijst van plaats- en hotelnamen waar het goed toeven is.

Johnnie Motorbike kan me, als ik hem eindelijk aan de andere kant van Mumbai gevonden heb, niet helpen met het olielek. We praten over zijn BMW expertise (die wel mee blijkt te vallen: hij heeft wel eens gewerkt aan een BMW in Goa - maar dat wist ik al). Zelf heeft ie een ZZR1100 en er staat een CBR1000 van een klant. Ben ik toch niet de enige met een zware fiets! We zetten de cardanas wat vaster, maar zonder goed gereedschap krijgen we de speling niet helemaal weg.

De wegen van India

Het goederenvervoer over de weg groeit in India tweemaal zo snel als de economie. In 1950 waren er 300.000 voertuigen op de weg, nu zijn er 30 miljoen. Het tonnage vracht is 88 maal zo veel als in 1950 en er zijn 70 maal meer passagiers. De reis van Delhi naar Ahmedabad (die ik grotendeels ook heb gereden) kostte een vrachtwagen in 1962 24 uur over de éénbaans wegen. Nu is deze route geheel tweebaans en zijn sommige stukjes zelfs vierbaans (heel India heeft wel 878 km vierbaansweg). De reis duurt nu echter 50 uur.

De wegen zijn veelal verkeerd aangelegd. Er is geen afwatering, waardoor tijdens de moesson de grond onder de weg verzadigd raakt. De weg ligt ook niet hoger dan het omliggende terrein, er is dus ook geen talud die voor stabiliteit zorgt. Gevolg: het 'drijvende' asfalt verzakt en er ontstaat een gat. Een 'pothole' wordt dat genoemd. Dit land is straatarm: er is geen geld voor goede reparatie. Wat in Pakistan nog door de mannen van het leger werd gedaan, is hier de taak van vrouwen: ze vullen de potholes op met gehakte stenen (die ze in een schaal op hun hoofd vervoeren) en dat wordt een beetje aangestampt met wat teer. Tot de volgende moesson. Er zijn 38.500 kilometers van dit soort national highways - een goede oplossing is onbetaalbaar.

En de trein is al evenmin een oplossing: de infrastructuur is ontoereikend. Zestig procent van alle vracht gaat hier over de weg, hoewel de kosten erg hoog worden. Vrachtwagens gaan kapot, de goederen zijn te lang onderweg en het kost veel brandstof. De helft van de kosten voor containervervoer van Delhi naar Hamburg zit in de afstand Delhi - Mumbai. (Met dank aan het tijdschrift 'India Today' voor de cijfers.)

Het wegennet heeft India in een wurggreep en ik zie niet hoe ze eruit zouden kunnen komen.

De 650 kilometer van Goa van Mumbai was zoals gezegd lekker rustig. Ik tel slechts 5 vrachtwagenwrakken. Da's iedere 130 kilometer een wrak. Maar van Mumbai naar Nagpur op zondag stijgt de statistiek naar 30 kilometer. Maar misschien worden in het weekend geen wrakken geruimd. Ik schiet wel lekker op, waarschijnlijk doordat het zondag wat minder druk is, en leg meer dan 700 kilometer af.

De slechtste dag van de reis

Na Nagpur rijd ik nog een uurtje totdat ik Rookhad bereik. Bob heeft 'Bison Retreat' op het lijstje staan, omdat het pal naast een Bison reservaat ligt. Ik ben de enige gast in het vier kamers en zes personeelsleden tellende etablissement. Ik besteed de avond aan eten en langdurig praten met de manager. Het hotel is een overheids instelling - de prijzen liggen vast, de investeringen worden centraal goedgekeurd, de manager moet voor zijn eigen vrije dagen zelfs permissie vragen. De plek is uniek, maar heeft een opknapbeurt nodig.

Mijn kamer blijkt erg vochtig, maar ik heb al slechtere kamers gehad. Om de één of andere reden haal ik het geopende pakje koekjes uit mijn motorpak en leg het op de salontafel. Normaal laat ik ze zitten en geef ik ze weg als ik een nieuw pakje koop tijdens de ochtend-thee onderweg. Ik neem de tweede deken van de andere bed er maar gelijk bij; het is hier veel kouder dan in Mumbai.

Middenin de nacht word ik gewekt door het geluid dat een binnengeslopen rat maakt bij het openen van mijn koekjes. De tafel staat aan de andere kant van de kamer en de rat sleept de koekjes achter de airconditioner, waar ik er slecht bij kan. Ik wens het beest smakelijk eten en ga weer slapen. Maar een uur later zit de rat op het hoofdeind van mijn bed koek te eten! Dat gaat me wat ver en verjaag het beestje. Een tijdje later gebeurt het opnieuw, maar nu is het beest op zoek naar mijn lichaamswarmte. Een rat in mijn bed! Ik leg een spoor van koekkruimels in de vensterbank, leidend naar de plastic prullebak waarin ik het laatste koekje leg dat ik nu toch maar achter de airconditioner vandaan haal. Het is bitter koud in de kamer.

Een tijdje later is de rat erin getrapt: hij zit in de prullebak en kan er langs de gladde wanden niet meer uit. Ik leg het blad van de salontafel bovenop de bak en ga weer slapen. Maar ik ben inmiddels steenkoud en kan de slaap niet vatten. De rat probeert een half lang uit de bak te springen maar houdt zich daarna rustig. Zodra het licht wordt ga ik uit bed om te douchen. De boiler blijkt niet ingeschakeld en ik was me met koud water.

Slimme yaks

De manager probeert een Jeep voor me te regelen voor een rondje in het bison reservaat. Vandaag is de laatste dag voor de verkiezingen en alle auto's zijn door politici gehuurd om deze laatste dag campagne te kunnen voeren. Geen bisons voor mij vandaag. Ik druip dan maar af. Geen slaap, geen douche, geen bison: geen reden hier te blijven. Ik wil naar Kanha National Park, via de secudaire wegen die Bob heeft voorgesteld.

Ik stop in Seoni om motor- en cardanolie te kopen en vul beiden aan. De achterrem werkt nog immer slecht, zeker nu de olie op peil is, want het lekt nu ook weer harder. Na Seoni is er geen verkeer meer. Op slag veranderd alles. Ik rijd over landweggetjes in een traag tempo en kan weer om me heen kijken zonder dat ik hoef te stoppen. Geen vrachtwagen die een poging doet mijn leven te eindigen. Het landschap is vrij vlak, met graslanden en akkers. Er zijn bosrijke stukjes, met veel teakbomen. Soms kom ik door een dorpje, waar niemand aan het werk lijkt te zijn, vandaag. De campagne voor de verkiezingen is overal in volle gang. Overal klinkt muziek en hangen vlaggen. Er zijn veel mensen op de been.

In één van de dorpjes is het wel heel druk. Ik rijd er langzaam doorheen, de vrolijke mensenmassa bekijkend. Te laat zie ik een Jeep van links die mij nog helemaal niet gezien heeft omdat ie al rijdend met een voorbijganger praat. Ik word door de botsing van de motor geworpen en kom op mijn heup terecht. Die zal de volgende dagen alle kleuren krijgen van donkerblauw tot lichtgeel. Mijn pols is licht gekneusd maar ik kan er nog wel om rijden.

Maar de rechterkoffer is onder de motor geraakt, de steun aan de onderkant is weer afgebroken, zoals dat ook al in Jordanik is gebeurd. De nieuw-gelaste ophang beugel is verbogen en een richtingaanwijzer is afgebroken. Het lijkt mee te vallen. In hetzelfde dorp spalk ik de afgebroken steun met op maat gemaakte ijzeren plaatjes en schroeven en we buigen de ophangbeugel weer redelijk recht. Ik plak de richtingaanwijzer weer in elkaar en klaar is Kees.

De weg is slecht en de achterband zit aan de rechterzijde onder de olie - de motor rijdt toch al niet fijn, maar ik merk verder niets verkeerds. Tien kilometer verderop breekt het frame opnieuw. Ik begin zachtjes heel erg te balen van mijn pech. "Was ik maar gewoon van Pakistan naar Nepal gegaan, zoals eigenlijk mijn bedoeling was", denk ik, terwijl ik heel langzaam doorrijd naar de eerstvolgende redelijke plaats: Nainpur. Ik tref er een lasser aan die met zijn electrode de lak van het frame op verschillende plaatsen beschadigt, bijna het kunststof huis van het luchtfilter in brand zet, maar uiteindelijk de buis toch weer aan elkaar krijgt. Het ziet er lelijk uit, maar daar geef ik al geruime tijd niets meer om. Hij verlangt 15 rupees (35 dollarcent) en dat vind ik eigenlijk al teveel.

Natuurparken

Aangekomen in Kanha National Park neem ik mijn intrek bij Eric D'Cunha en zijn 'Wild Chalet Resort'. Het is een plek voor eco-toeristen met kleine huisjes en een open-lucht restaurant waar heerlijke maaltijden worden geserveerd. De prijs voor 'walk-in' gasten is wat hoog, maar Eric verzint een list waardoor het toch nog betaalbaar wordt. Er wordt een vuur voor me gemaakt in de hout-gestookte boiler achter het huisje dat mij is toegewezen. Ik loop intussen wat om mijn motor heen en zie tot mijn schrik dat het voorwiel verbogen is! Het staat ongeveer een centimeter naast het achterwiel - maar ik kan niet ontdekken wat er scheef zit. Verdere schade omvat de ABS tandkrans in het voorwiel en het balhoofd- en teleleverlager die een klikgeluidje maken als ik aan het stuur draai. Ik vergeet de douche maar even en laat een koel glas bier komen tegen de schrik.

Olifanten in het Wild Chalet Resort

Eric en zijn staf zorgen heel goed voor me en ik maak kennis met de andere gasten. Die zijn hier op een heel andere wijze terechtgekomen. Vliegen naar Delhi en dan per eerste klas trein en auto met privichaffeur naar de parken. Geen stress over het verkeer - hoogstens verbazing. De hele avond kletsen we over wilde dieren, over motorreizen en over politiek. Om kwart over vijf de volgende ochtend worden we gewekt, want we moeten tegen zonsopgang in het hart van het park zijn, omdat de dieren dan het meest actief zijn. Met een Jeepje met chaffeur en gids gaan we het park in, op zoek naar tijgers.

We krijgen geen tijger te zien, maar we leren van de gids wel hoe je ze opspoort. We bekijken sporen in het zand en luisteren met afgezette motor naar de richting waaruit de 'alarm calls' komen. Een alarm call is een specifiek geluid dat dieren in een groep maken om elkaar voor onraad te waarschuwen. Het bos is vol met herten, 'spotted deer' genoemd. Zij maken een hard "tjrreech" geluid dat over grote afstand te horen is. Wij luisteren naar de geluiden uit de jungle en laten de gereden route ervan afhangen. Ik vind dit eigenlijk opwindender dan het zien van de tijger. We rijden urenlang door de jungle en over de paden door het grasland en horen alarm calls van apen en de herten.

In de middag gaan we terug en hebben iets meer geluk: we komen er twee op het spoor die af en toe naar elkaar brullen aan weerszijden van een weide. Het is de tijd van het jaar waarin tijgers aan de voorplanting werken - onze gids denkt dat we tussen twee tijgers-in-love doorrijden. We krijgen geen van beide te zien, omdat we het park uitmoeten tegen zonsondergang. Maar ik vind het rondrijden prachtig - ik heb nog nooit zoveel dieren in hun natuurlijke omgeving bijeen gezien. De avond begin ik met het doornemen van een vogelindentificatie boek, maar ik heb zoveel nieuwe soorten gezien dat het me duizelt. Tijdens het diner praten we weer over van alles. Ik raak uiteindelijk in een verhitte discussie met een Italiaan over de wijze waarop de tijger-stroperij moet worden bestreden.

Eigenlijk zou ik de volgende dag weggaan, maar Eric stelt voor dat ik vlak na de middag vertrek zodat ik die ochtend het park weer in kan. Deze ochtend krijgen we een tijger te zien. Hij is door het park-personeel met de hulp van de olifanten opgespoord. Wij staken onze eigen zoektocht en gaan naar de vindplaats. Olifanten hebben niets te duchten van tijgers, ook niet als er mensen op z'n rug zitten. We worden bovenop de olifant in een bakje gezet en zo gaan we het dichte woud in. Er ligt een tijger een beetje verveeld voor zich uit te kijken. Ik denk, dat we er al vijf minuten waren toen ik pas het Sambar hert in de gaten kreeg dat twee dagen geleden door de tijger gedood was. De tijger ligt zijn prooi te bewaken! We schieten zo goed als dat gaat door de dichte begroeiing onze camera's leeg op het tafereel en ik ga tevreden op weg naar het volgende park: Bandhavgarh.

Wakende tijger

Eric is de manager van twee hotels: één in Kanha en de ander in Bandhavgarh. Het hotel in Bandhavgarh heet 'Tiger Trails' en de huisjes zijn iets mooier en iets duurder. Dat wordt mij wat te begrotelijk en ik vraag Anil Banyal, die de dagelijkse leiding heeft, of ik met zijn andere gasten mee het park in kan, hoewel ik in een ander, voordeliger hotel logeer. Hij biedt me gratis accomodatie aan! Ik betaal alleen voor voedsel en safaris. Bandhavgarh is veel kleiner dan Kanha en behoorlijk heuvelachtig. Ik vind het terrein direct al mooier, maar als we die ochtend gelijk drie tijgers te zien krijgen is mijn voorkeur bezegeld. Het zijn drie vijftien maanden oude broertjes, op weg naar hun moeder, die een paar kilometer verderop zit. We volgen ze op de ruggen van olifanten een tijdje dwars door de jungle.

Tempels ter ere van vrouwen

Na twee nachten van de gastvrijheid van Anil en zijn medewerkers te hebben genoten is het tijd voor Khajuraho. Op deze plaats zijn ooit 85 tempels gebouwd waarvan er nu nog 22 over zijn. Ik heb de belangrijkste vier bekeken. Het bijzondere aan deze tempels is dat ze alle de vrouw huldigen. 'Vereren' is een beter woord, maar dat is meer voor de goden die in deze tempels worden gediend.

Khajuraho

In de Moslim landen worden vrouwen onderdrukt of wordt er net gedaan of ze niet bestaan. De Hindustaanse vrouw is niet zo vrij als haar westerse collega, maar ik vind het hele verbetering dat ze vrouw hier door de mannen meer als onderdeel van zijn leven wordt beschowd. Het besef: "zonder vrouwen geen mannen" is hier wel doorgedrongen. En deze tempels zijn er een mooi voorbeeld van. In de vele, vele afbeeldingen figureren alleen goden en vrouwen. Soms zie je mannen, maar alleen als ze iets doen dat de vrouwen genoegen verschaft. De tempels zijn aan de buitenzijde helemaal bekleed met beelden van vrouwen in allerlei vormen en uitdrukkingen. Een aantal zijn sexueel expliciet: copulerende mensen, soms in groepssex. Toch maar eens een boek lezen over het bereiken van Nirvana via deze activiteit, zoals Tantra-isme (?) dat heeft beschreven.

Ik dineer in restaurantje "New Delhi", waar Renuka Naik de scepter zwaait. Ze is met haar hele gezin twee jaar geleden in Khajuraho komen wonen om de drukte en de vervuiling van New Delhi te ontlopen. De oudste dochter is nu aan een studie toe en zal in Bangalore naar de universiteit gaan. We praten (ze spreekt erg goed Engels) over de sociale netwerken in een kleine gemeenschap als Khajuraho en hoe die gemeenschap haar de klandizie onthoudt door de Riksja's en taxi's geen klanten bij haar te laten afleveren. Ik denk dat een paar goed geplaatste borden meer klanten zullen trekken. Haar echtgenoot komt later ook langs en opeens weet ik weer hoe dat zat met de plaats die de Hindoestaanse vrouw inneemt. Ook als haar echtgenoot een ongemanierde vlegel is die niet in haar schaduw kan staan. Wat eerder de gerant van het restaurant was krimpt ineen tot een volgzame juffrouw die niet opstaat tegen de man die twee van de klanten op stang weet te jagen.

Heilig water

Mijn voorlaatste stop in India is Varanasi. De stad waar de rivier de Ganges de zonden van de Hindu's wegspoelt en zich ontfermt over de as van de aan de oevers verbrande overledenen. Ik neem het advies van twee Israelis aan en parkeer mijn motor in de omheinde tuin van hotel Buddha, middenin Varanasi. Ik ga onmiddelijk door naar het enige Internetcafé in deze stad met 1.3 miljoen inwoners om daar 10 mailtjes op te pikken.

Het hotel is een budgethotel. Hetgeen betekent dat je moet vragen om een tweede laken voor je bed, een handdoek en toiletpapier. Dat laatste hebben ze hier niet, als je toch papier wilt gebruiken moet je dat zelf kopen. De vraag is dus: "Hoe wordt ik geacht deze taken te verrichten?" Ieder toilet in deze streken (Midden-Oosten, en heel Azië) is voorzien van een kraantje met daaronder een bekertje met een oor of een slang aan die kraan. Nadat je het onverwijdelijke gevolg van het eten van een maaltijd heb volbracht dien je je schoon te maken met het water uit de slang of het bekertje. Je giet of spuit met je rechterhand wat water over je achterwerk dat je met je andere hand 'schoonmaakt'. En daarvoor gebruike men alleen de linkerhand!

Na afloop (met nat achterste en dito hand) kleed je je weer aan en was je je handen. Ik vind het in de praktijk een onhygyiënische toestand: in de Islamitische landen was in bijna elk toilet zeep, maar hier ontbreekt het op de meeste plaatsen. Aankleden met alleen mijn rechterhand lukt me ook niet best. De lokale bevolking is er vast goed in - ik gebruik toch maar papier. Maar ik begrijp wel heel goed waarom voedsel aanraken met de linkerhand 'not done' is.

De lokale bevolking heeft toch al een beter immuunsysteem dan ik: ze wassen zich in de Ganges. Ik zag er zelfs een paar een tandenpoets-beweging maken met de (rechter)wijsvinger en vervolgens spoelen met het grijzige water uit de rivier. Even verderop gooit men de as van verbrande mensen in het water, ook als de verbranding niet helemaal compleet is. De persoonlijke bezittingen van de overledenen worden in bundeltjes te water gelaten. Tussen de plaatsen waar mensen baden of gecremeerd worden is ruimte om huisvuil in de rivier te gooien. Kinderen scharrelen in de rokende brandstapels van de afgelopen nacht naar bruikbare kooltjes.

Overlijden wordt in het Hinduosme als onlosmakelijk onderdeel van het leven gezien. Ein van de belangrijke goden in dit geloof is uitsluitend voor vernietiging (Siva). Zonder destructie is er ook geen (weder)geboorte en groei. Afhankelijk van je 'karma' zal je wedergeboorte beter of slechter zijn; je karma wordt beter als je je leven op de goede wijze leidt. Na een hele serie van wedergeboorten kun je 'moksha' bereiken, waarin we zijn bevrijd van de cyclus van reoncarnaties.

De boottocht op de Ganges tegen zes uur in de ochtend heeft z'n effect op me: het gaat hier niet over vies water, maar om heilige rituelen. Met een bewonderenswaardige innerlijke rust worden de overledenen verbrand op grote houtvuren en daarna te water gelaten. De omstanders gedragen zich heel anders dan de Christenen tijdens een begrafenis of crematie. De mensen die in Varanasi overlijden en van wie de as in de Ganges wordt uitgestrooid bereiken in één keer moksha.

Crematie

Pal naast zo'n crematieplaats zijn mensen zich aan het wassen met het rivierwater. Ze reinigen zichzelf van de begane zonden omdat het water heilig is. Om zes uur in de ochtend is het niet fris, maar gewoon koud! Ik heb een trui en mijn motorjas aan en zit in een bootje te kijken naar mensen in hun ondergoed die zichzelf besprenkelen met het heilige vocht. Een enkeling zwemt een paar slagen en allemaal hebben ze het bitter koud. Ik heb er bewondering voor. Gelukkig komt de zon om de badgasten in het prachtig roze ochtendlicht te zetten. De eerste mediterende 'Sadhus' nemen plaats op de platformen die over de rivier uitzien.

Een ritje met de fietstaxi

Om geld te wisselen ga ik naar de 'State Bank of India' in een fietstaxi. Deze overheidsbank is de enige die travelers cheques inwisselt en in Varanasi is die bank een heel eind weg. De man die de riksja bestuurt en aandrijft moet zo'n 15 minuten trappen voor we er zijn. Kosten: 10 rupees (25 dollarcent). Ik geef 'm het dubbele.

De weg dwars door de stad is een kaleidoscoop van indrukken. Het hotel ligt niet aan de doorgaande weg. Ik moet eerst een steegje door om bij de standplaats van de riksja's te komen. Aan de achterkant van de gebouwen die aan de hoofdweg staan zijn de open-riool gootjes, aangevuld met vuilnis dat in de straat ligt. Een koe scharrelt wat in het vuilnis, een hond vlucht bij mijn nadering. De hond had ooit een gebroken poot die (natuurlijk) niet gezet is. Hinkend maakt het beest zich uit de voeten.

De fietstaxi chaffeur is tanig: mager maar tegelijkertijd erg sterk. Hij kan niet lezen - hij laat het adres kaartje van de bank aan een voorbijganger zien die hem bereidwillig uitlegt waar ie naartoe moet. Ik klim in het kleine bakje met het voor Europeanen te korte bankje. We vertrekken. De riksja-man kijkt niet uit maar steekt alleen een hand uit. Luid getoeter achter ons betekent dat er toch nog iemand aankwam. Die moet dan maar in de remmen, want wij gaan door.

Langs de weg zijn kleine winkeltjes. Eén verkoopt een kruidenmengseltje dat in een blad is gewikkeld, bedoeld om op te kauwen. Deze 'paan' levert een mondvol rood spul op dat de speekselklieren kennelijk stimuleert, getuige de stralen rood spul die de gebruikers op straat blijven spuwen. Ik heb het in Pakistan éénmaal geprobeerd en ik vond het niet lekker. Het smaakt erg sterk en er zit een opwekkend middel in dat met nicotine te vergelijken is. Paan wordt door de winkelier (in kleermakerszit) gemaakt volgens zijn eigen, veelal geheime recept. Soms zit er cocaïne of opium bij.

De mannen die het veel kauwen hebben een rode tong, donkere tandhalzen en hun lichaam ruikt naar de paan. Vrachtwagen chauffeurs zijn grootgebruikers; die hebben er zelfs bloeddoorlopen ogen van (maar dat kan ook door het slaapgebrek zijn).

Overal om ons heen wordt luid getoeterd, eigenlijk alleen maar om anderen te laten weten dat ze in aantocht zijn. De riksja's hebben bellen aan de voorvork die rinkelen als ze rem ietsjes inknijpen. Een door een touwtje aangetrokken klepeltje raakt dan de spaken en de bellen.

Ik zie een paar geiten die liggen te slapen in de middagzon. Enkelen zitten vast, anderen hebben geen touw om hun nekken. We stoppen bij een verkeersknooppunt. Als je in India een been breekt en je hebt geen geld dan wacht je hetzelfde lot als de hond: het ongezette been wordt onbruikbaar en groeit vast in een rare stand. De kost verdien je door te gaan bedelen. Hindoeïsme maakt het acceptabel: je verbetert je Karma door aan bedelaars te geven. De bedelaar kruipt tussen de riksja's, fietsen, scooters en auto's door. Ik vind het schrijnend en moet er niet te lang over nadenken - mijn hekel aan het land komt dan weer terug.

Ik word afgeleid door de vier 10 jarige meisjes in de riksja naast me. Lichtgrijs plooirokje, donkerblauwe trui en twee gevlochten staarten met rode strikken. De tijd heeft stilgestaan als het gaat om schooluniformen. De dames laten zich van en naar school brengen. Kennelijk zijn van een hogere kaste - de riksja-fietser heeft nu eenmaal pech dat ie niks anders heeft...

We gaan weer op weg maar botsen nu tegen de voorganger aan, die gesneden is door een scooter. Er worden geen woorden aan vuil gemaakt - iedereen gaat gewoon verder. Klagen heeft toch geen zin. We komen door een stadsdeel dat gedomineerd wordt door metaalbewerkers. Overal draaibanken. Opnieuw kunnen we niet verder: een grote groep waterbuffels blokkeert de weg. Heel langzaam werkt het dichte verkeer zich erlangs. Even verderop wordt eten gekookt op houtvuur. Een dichte rook, vermengt met de geur van gebakken uien en curry, belemmert het zicht. Ik begin te hoesten, maar de riksja-fietser gaat gewoon door. We maken een slinger omdat er een gat in de weg zit. Naast ons zit een brommer met drie jongens erop, die nog net aan de wielen van de fietstaxi ontkomt.

Een paar vieze kindertjes die in een ander land onder een leerplichtwet zouden vallen zijn aan het spelen met een oude fietsband en een stokje. Ze rollen de fietsband kundig tussen het verkeer en een paar geiten door. Een heel oude man op een fiets wordt bijna omvergelopen. Ik kijk hem aan en zie dat ie zijn ogen bijna helemaal dichtgeknepen houdt. Ik denk, dat je hier inderdaad op het gehoor kunt rijden als je geen geld voor een bril hebt...

De weg loopt op, de fietser die mij vervoert moet zich tot het uiterste inspannen. Zweetdruppeltjes vormen zich op zijn voorhoofd. Ik zou al doornat zijn, vooral omdat de man gekleed is in een dikke trui. Het is immers winter en 27 graden koud! Berg-af levert ons snelheid op, maar een agent met een dikke buik houdt het verkeer tegen. De riksja's stoppen, maar een fietser probeert door te rijden. De agent wordt boos en de fietser stopt. Een man in een kostuum, stropdas en met een koffertje achterop zijn scooter rijdt toch door en de agent doet of ie niets ziet.

Er staat een groep mensen rondom een man die lootjes lijkt te verkopen. Opeens zie ik overal lootjes - om één of andere reden zijn hier telkens alle gelijksoortige winkeltjes op één hoop. De grond is bezaaid met afgescheurde lootjes. Temidden van dit tumult staat een koe een kartonnen doos op te eten. Niemand slaat er acht op, terwijl ik niet beter weet dat koeien groen gras eten om goede kaas op te leveren. Een vrouw staat koeienpoep tot schijven te kneden die ze aan de zijkant van een gebouw tegen de muur plakt. Als ze vallen zijn ze droog genoeg om als (rokende) brandstof gebruikt te worden.

Opnieuw gaat het verkeer erg traag - een deel van de weg is ingenomen door marktkooplui die hun groenten en fruit op het wegdek hebben uitgestald. het kooplustig publiek verspert de rest van de weg. Het doorlopende getoeter zwelt wat aan, terwijl de auto's en tweetakt riksja's hun uitlaatgassen op de koopwaar laten neerdalen.

We gaan een laatste bocht om - we zijn er. Geld wisselen tegen inlevering van gegarandeerde cheques duurt een uur. Onduidelijk is waarom, ik ga maar een biertje drinken in het naastliggende hotel terwijl ik wacht. De riksja wacht op me - arbeidskracht is voordelig in dit land.

Varanasi

Waarom ik India niet leuk vond

De eerste dagen in India waren de moeilijkste. De cultuur schok is groot, zelfs na zes weken Pakistan. De Indiërs accepteren veel te veel en berusten veel te snel. "De dingen zijn nu eenmaal zoals ze zijn", hoor ik iets te vaak en iets te snel. Ik benader het land met te veel betrokkenheid: ik geloof oprecht dat in een zich ontwikkelend land de dingen in één keer goed gedaan kunnen worden. Dat zo'n land zou leren van de fouten van de ontwikkelde landen. Voorts geloof ik dat slecht leiderschap ten val gebracht kan worden door het volk dat onder zulk leiderschap lijdt.

Ik heb daarin ongelijk. De Indiërs accepteren de zaken zoals ze zijn en laten zich koeioneren door een kleine groep met de macht. Veel zaken worden halfgebakken gedaan omdat het makkelijker is: Auto's zullen pas in 2000 geen carburateurs meer hebben maar loodvrije benzine moet dan nog komen; warm water maken ze hier met fossiele brandstof in plaats van de alom aanwezige zonnestralen. Deze samenleving lijkt erop te staan alle fouten die de westerse wereld al heeft gemaakt te dupliceren. De grenzen blijven gesloten voor veel technologie en daardoor onthoudt het land zichzelf een concurrentie positie. Als ze meer open zouden zijn konden de Indiase ingenieurs verbeteringen bedenken in plaats van met oude techniek te werken.

Omdat het land zo slecht ontwikkeld is zoeken de grootste geesten van India het in het buitenland: menig Indiase computerexpert werkt in de Verenigde Staten en niet in India. Van de opgeleide mensen die ik ontmoet is er niet één die geen eerstegraads familielid in het buitenland heeft. Het 'human capital' loopt het land uit, terwijl het hier het hardst nodig is.

En de overheid blijft haar best doen de ontwikkeling zoveel mogelijk in de weg te staan. De vrachtwagens zijn naar Westerse begrippen allemaal klein - ik denk dat één modern exemplaar twee Indiase trucks kan vervangen. Maar moderne spullen worden belast met torenhoge invoerrechten - een economische blokkade. Internet toegang gaat via de monopolist VSNL - een overheids bedrijf dat erg inefficiënt en bureaucratisch werkt. Buurlanden Pakistan en Nepal hebben overal Internet - India loopt achter, hoewel India een bloeiende software industrie heeft.

Het meest verachtelijk vind ik het kaste systeem. Ongeveer de helft van de bevolking zit in de laagste kasten en die zullen niet meedelen in welke welvaartsgroei dan ook. Alles gaat naar de goed opgeleide hogere kasten die er niet voor zorgen dat de lager geplaatsten op gelijke hoogte kunnen komen. Zo blijft India een land in twee delen: de toplaag die in een westers land lijkt te leven in Delhi, Mumbai, en Bangalore versus de rest van het land dat een ontwikkelingsland zal blijven. Het is pure discriminatie en alom geaccepteerd: ik zag een sollicitatie formulier voor een baan bij de spoorwegen. Of je je kaste ook even wilde opgeven....

De bevolkingsexplosie is er één van een ontwikkelingsland en je kunt het de analfalbete, onopgeleide groep niet eens verwijten. Er komen steeds meer mensen bij die geen kans op scholing of werk hebben. Er zal een enorme groep tussen wal en schip vallen en ik zie niemand die er iets aan doet. Iedereen gedraagt zich als de ratten in de te kleine kooi: ieder zorgt alleen voor zichzelf, als het moet ten koste van anderen. Er is geen effectief bevolkings beperking programma van overheidswege.

India is een prachtig land maar mijn hart breekt als ik de sociale structuur bekijk. Het land is oneerlijk voor een heel groot deel van haar inwoners.

Het heeft een maand geduurd en nu ben ik murw genoeg. Ik laat me nu gewoon in een fietstaxi rondrijden zonder dat ik zo nodig moet nadenken over de uitzichtloze situatie van de man die zich voor me in het zweet werkt. Of het lot van de kruipende gehandicapte die veroordeeld is tot de bedelstaf. Ik was 'gewoon' iets te Europees en was niet gewend medemensen te zien die niet minstens dezelfde kansen als ik hebben (gehad). Maar het is eenvoudiger te accepteren sinds ik mensen ben gaan zien als kleine zoogdieren die zich ongebreideld voorplanten en een plaag vormen. Als het voer op is of er een ziekte uitbreekt zal de plaag wel minder worden. Intussen ben ik één van die ratten die zich staande houdt tussen alle andere omdat ik een voorsprong heb. De rest heeft dus pech en da's dat.