Solo van België naar Australië op een BMW R1100 GS motorfiets.

Tiende verslag - 10 augustus t/m 9 september 1998...

In Ankara is een BMW motordealer. Maar de importeur (in Istanbul) betwijfelt of die onderdelen op voorraad heeft. De onderdelen moeten uit Istanbul komen - ik besluit er naar toe te rijden omdat het versturen ook weer twee dagen gaat duren. In hoog tempo rijd ik naar Istanbul over een prachtige nieuwe snelweg.

Het landschap is volstrekt anders dan wat ik afgelopen tijd heb gezien. Ankara ligt (zoals bijna heel Turkije) bovenop een hoogvlakte. De gemiddelde hoogte is hier zo'n 1000 meter. Van Ankara naar Istanbul daalt het landschap langzaam, terug naar zeeniveau. Er groeien hier loofbomen zonder sproei installatie! De hellingen van de Anatolische hoogvlakte vangen voldoende regen om vele akkers te laten begroeien zonder irrigatie systemen. En de temperatuur is ook veel aangenamer: Voor het eerst in weken rijd ik in een droog T-shirt. Vanaf Ankara gaat het eerst gaat het steil omhoog, dan wordt het wat heuvelachtig, en daarna gaat de hoogtemeter heel langzaam naar beneden. Het hele gebied is vruchtbaar, koel en dus in gebruik voor landbouw. Sommige stukjes lijken wel op Nederland, vooral door de vele populieren die als windbreker fungeren.

In Istanbul aangekomen weet ik de BMW importeur snel te vinden. Het is echter al te laat om nog aan het sleutelen te gaan, we maken een afspraak voor de volgende ochtend om half negen. Daarna ben ik naar de inmiddels bekende camping in Ataköy gegaan, dit keer zonder politiebegeleiding. Jopie was wel bijzonder opgetogen mij weer te zien: ze sprong letterlijk op toen ze in de gaten kreeg dat ik het was. Ook Kamil was zeer verrast. Natuurlijk werd er koffie gezet en moest ik uit de doeken doen wat ik allemaal had meegemaakt. Net vóór het donker werd heb ik de tent opgebouwd maar van slapen kwam weinig tot na middernacht.

De BMW importeur had de koffers en de koffersteun niet op voorraad. Die moesten uit Duitsland komen - het zou een week, misschien twee weken gaan duren. De spullen voor de servicebeurt waren wel allemaal op voorraad. Er werd dan ook direct aan de beurt begonnen. Er werd nog wel even gedacht over de andere afspraken voor die dag, maar die klant(en) werden verzet. Het verhaal dat ik een wereldreis maak zorgt ook hier voor extra aandacht en voorrang.

Maar wat nu te doen? Twee weken in Istanbul wachten op onderdelen, nadat ik hier eens twee weken was om visa te regelen? Een rondje rijden langs de Zwarte Zee? Aan het strand gaan liggen in Alibey? Of: op zoek gaan naar een voordelig vliegticket. Om mijn moeder te kunnen bezoeken voordat haar immuun therapie begint (en dus voordat ze erg ziek wordt). En dan doorvliegen naar San Fransisco om Carolyn op te zoeken (ik mis de dagelijkse telefoontjes steeds meer, ondanks de e-mail die we uitwisselen). En als ik me niet vergis, is de SCO Forum conferentie in één van die twee weken. Een uitgelezen kans, vond ik.

Met een taxi ben ik naar het vliegveld gegaan maar daar bleek een ticket kopen een moeilijke zaak. De douane aldaar vertelde me dat het 'no problem' was mijn motor te parkeren. In de stad wemelt het van de reisbureaux voor voordelige tickets en de volgende taxirit bracht mij naar zo'n bureau. Ik ben teruggekeerd met plaatsbewijzen van Istanbul naar Brussel, van Brussel naar San Fransisco en terug naar Istanbul. En een grote koffer om de binnentassen van de BMW in te vervoeren.

Jopie en Kamil hadden biefstukken en een salade voor me gemaakt, waaronder de beproefde bonen-knoflook salade van Jopie. Er waren vroeger dagen waarop ik geen knoflook gerechten at voor een vliegreis. Die regel heb ik nu maar afgeschaft. Het behoeft verder geen betoog dat ik zeer smakelijk heb zitten eten van deze met zoveel liefde bereide maaltijd.

De volgende ochtend ben ik laat opgestaan, heb alles ingepakt, de zaken die ik achter wilde laten in de waterdichte zakken gestopt en aan elkaar gebonden. De bagage heb ik aan de zorgen van Kamil toevertrouwd. Ik was om kwart voor twaalf bij de parkeerplaats van de douane, waar ik mijn motor zou achterlaten in ruil voor een annulatie stempel in mijn paspoort. Daar vertelde men mij dat ik me eerst naar het vliegveld moest begeven en daar een formulier moest bemachtigen. 'No problem' dacht ik nog en ging naar het vliegveld.

Daar aangekomen was het letterlijk vijf voor twaalf. Men weigerde mij nog voor de middagpauze (om 12:00 uur) te helpen. "Maar ik kom alleen een formulier halen?", probeerde ik nog. Men was onverbiddelijk. Om één uur terugkomen, was het devies. Ik heb van de gelegenheid gebruik gemaakt om die rare grote koffer die achterop mijn brommertje was geknoopt vast kwijt te raken door 'm in te checken. Ik kreeg een boarding pass met als uiterlijke tijd drie uur (aan de gate). Onbezorgd wachtte ik tot één uur, mij intussen het verhaal van de duikgids in Kas herinnerend.

"I hab mir zehn Kilometer für Kas auf's Maul gelegt", zo begon dat verhaal. Vorig jaar was Mark op zijn motor naar Zuid-Turkije gegaan en had een ongeval tien kilometer voor de eindbestemming. Was goed afgelopen, schouder wat gekneusd, wat schrammen en builen. En eeuwig dankbaar dat ie verstandig genoeg was geweest z'n motorjas aan te trekken. De motor was in Turkije niet te repareren. Die moest dus terug naar Duitsland. Hij was verzekerd voor de kosten die hij daarvoor moest maken, maar de papierwinkel moest ie zelf doen. Het geval was namelijk, dat hij nu Turkije wilde verlaten zonder de in zijn paspoort gestempelde motor, want die ging immers per vrachtwagen. Hij is er een dag mee zoet geweest. Eerst het ding invoeren, dan de papieren voor uitvoer regelen en intussen het geval uit z'n paspoort zien te krijgen.

"Muizenissen", dacht ik. Zó moeilijk kan het nu ook weer niet zijn. Ik was om één uur stipt terug bij de douane. Twee uren om een formulier te regelen leken mij ruimschoots genoeg, maar dat lag iets anders. Ik heb oprecht geprobeerd bij te houden wat ze allemaal deden, maar de procedure is zó ingewikkeld, dat ik heel snel de weg kwijt was. Ik kreeg drie verschillende formulieren (in Turks, natuurlijk). Die moesten worden ingevuld, maar ik begreep natuurlijk niet wat er moest worden neergeschreven op de lijntjes van het inmiddels talloze malen gecopieerde formulier. Alleen daardoor al was het papier onleesbaar. En er werd niet slechts een klein beetje gevraagd: Van de serienummers van het chassis en het motorblok tot en met de meisjesnaam van mijn moeder.

Met de hulp van een secretaresse (dat was haar functie, geloof ik) heb ik de formulieren ingevuld. Er bleek zelfs een afstandsverklaring tussen te zitten - als ik niet op de afgesproken datum terugkom dan vervalt de motor aan de Turkse regering zonder dat ik of mijn erfgenamen enige compensatie kunnen opeisen. Daarna moest ik copiëen maken. Eén in viervoud, de volgende in drievoud en de laatste in tweevoud, maar dat bleek later verkeerd - moest toch in drievoud. Een extra trip naar de machine.

Toen begon het heen- en weer sturen. Ieder leeg kantoor bleek een bewoner te hebben die, als ik 'm opgespoord had, met de grootst mogelijke tegenzin een formulier bekrabbelde, bestempelde of van een speldje voorzag. Er zijn hier wel nietmachines, maar omdat de formulieren telkens opnieuw worden gerangschikt werkt een gewoon speldje beter. Soms werden een paar van de formulieren ingenomen, en op een (grote) stapel gelegd. Ik had inmiddels geen idee meer wat de bedoeling was en ik was al een uur bezig. Ik trof een bezoekster die Engels sprak en gevoelig bleek voor mijn charmes. Ze hielp me door de rest van het bureaucraten oerwoud, tot het punt waarop mijn carnet en mijn paspoort werden ingenomen. Dat maakt mij altijd nogal nerveus - ik laat die documenten nooit aan iemand over. De jongedame legde me uit, dat ik alles onmiddelijk terug zou krijgen als ik mijn motor naar de 4 kilometer verderop gelegen douane parkeerplaats had gebracht.

Ik op weg. De parkeerplaats heeft ook een paar kantoortjes, en het heen- en weer sturen begon opnieuw. Maar uiteindelijk werd ik verzocht mijn geliefd brommertje te parkeren. Ik vond een plaatsje onder een afdak en installeerde een remschijfslot in het voorwiel en een beugelslot in het achterwiel. Daarna schakelde ik het alarm in. Drie sleutels om het ding van zijn plaats te krijgen op een bewaakte parkeerplaats lijkt wat veel, maar ik wilde zeker weten dat ik mijn motor over bijna drie weken weer zou aantreffen. De afstandsverklaring in mijn achterhoofd, haalde ik de contactslotsleutel van de ring met de overige sleutels. En inderdaad: ik moest de sleutels inleveren. Die van het contactslot heb ik afgegeven en die werd ingeschreven onder nummer 484. Ik werd wel verzocht zelf de plaats op het rek te onthouden, want dat rek was één wanorde van sleutels en sleutelbossen.

"Finish", werd mij toegevoegd - ik was hier klaar en had nog wat van mijn stapel papier over. Snel heb ik een ritje geregeld terug naar het vliegveld, terug naar de douane. Daar aangekomen bleek iets te ontbreken: ik had een extra, nieuw formulier moeten krijgen. Ik vraag: "Sorry, maar dat formulier is mij niet overhandigd - kunnen we het op een andere manier regelen?" Dat was niet mogelijk. "Not my problem", was de tegenwerping toen ik vertelde dat ik er niets aan kon doen doen dat een douane beambte iets vergeten was. Ik kreeg mijn paspoort en carnet niet terug zonder het formulier.

Ik heb een taxi gehuurd en ben teruggegaan. Ik had ontdekt waar de chef van de parkeerplaats zat te roken (dat was enige dat ik 'm zag doen) in zijn kantoor en ben rechtstreeks naar 'm toe gegaan. De man deelde in mijn opwinding over de gemaakte fout en belde naar de ondergeschikte die het formulier had moeten maken en liep vervolgens met me mee naar de overkant van de parkeerplaats. Bezweet kwamen we beiden aan - één van de bureaucraten kwam met een bedrukt gezicht het formulier aanreiken. Nog net op tijd haalde ik de drie uur termijn. Juist als een vertraging wel handig zou zijn gaan die verdraaide vliegtuigen exact op tijd. En dat voor mijn eerste Sabena vlucht...

In Brussel aangekomen wachtten mijn ouders mij op. Ze waren al onderweg naar mijn huis in België - ook het afhalen kwam goed uit. Tijdens de tussenstop in Amsterdam ter gelegenheid van de bruiloft van Menno en Mirjam waren mijn ouders in Zuid-Spanje (ik heb het reizen niet van vreemden). We hadden elkaar drie maanden niet gezien. Vooral voor mijn moeder is dat een lange tijd. Eén van de redenen om Istanbul te verlaten was het feit, dat mijn moeder immuuntherapie zal ondergaan in het een poging een naar de longen uitgezaaide nierkanker te bestrijden. Ze zal er erg ziek van worden. Het is een experimentele behandeling; de kans op succes is niet groot. Het zijn onzekere tijden en ze mist haar zoon erg. Thuis aangekomen hebben we de hereniging gevierd en lang bijgepraat.

De volgende dagen hebben mijn vader en ik gedaan wat we meestal doen: samen optrekken en klusjes doen. Dit keer was dat een nieuwe slaapzak kopen, een stuk van het overwoekerde achterveldje vrijmaken, tenten opzetten, auto-accu vervangen, bed repareren, satelliet ontvanger herprogrammeren enzovoorts. Het houdt ons lekker bezig en we hebben de kans om over van alles en nog wat te kletsen. De namiddagen gebruiken we om maaltijden te bereiden en tijd met Moeders te besteden. Erg gezellig.

Zaterdagavond kwamen Menno en Mirjam, om een glas te heffen, om over zaken te praten en om de wereldreis foto's te bekijken die Menno uit Nederland had meegebracht. Ik maak niet genoeg foto's: er ontbreken nogal wat dingen die als ik erover vertel eigenlijk een plaatje waard waren geweest.

De zondag hebben Menno en ik kwajongen gespeeld - we hebben een rondje Odrimont/Trois-Ponts/Vielsalm geraced met de Mercedes SLK van Menno en mijn MG. Menno won. Wat kan die man auto rijden zeg! Toen ik 160 over een binnenweggetje ging zag hij er geen been in twee meter achter me te blijven rijden en af en toe nog aan te dringen ook!

Mijn ouders intussen entertainden hun bezoek, Thé, Krijna en drie kinderen. Daarvoor hadden we de tenten achterin de tuin opgezet - dat werd feest. Ik denk niet, dat die kinderen veel geslapen hebben. Maandagochtend ging het verder naar San Fransisco - Thé was zo aardig mij naar de luchthaven te brengen.

De aankomst in San Fransisco was andermaal op tijd - dit was één van die heel weinige keren dat alles op tijd liep. Carolyn stond me al op te wachten bij de gate en dat werd de eerste omhelzing van velen. Thuis aangekomen heb ik de cadeautjes voor kinderen en oma overhandigd, maar dat was eigenlijk het laatste wat ik heb gedaan. Afgezien van heel lang slapen. In België had ik al niet veel rust en nu ook nog het tijdverschil.

De volgende dag vroeg opgestaan, want er moest 'gewerkt' worden: SCO Forum. SCO is een producent van UNIX besturings systemen en dit bedrijf organiseert jaarlijks een conferentie op de campus van de universiteit van Santa Cruz. Dupaco (het bedrijf dat ik samen met Erik Monninkhof in 1985 oprichtte) is al jaren de distributeur van SCO producten voor de Benelux. Carolyn werkt bij SCO, drie jaar geleden hebben we elkaar tijdens deze conferentie ontmoet. We vieren onze 'third anniversary'. Die eerste ochtend (we hebben de inleidende speech van Doug Michels wel gemist) heb ik talloze kennissen en bekenden bij SCO de hand geschud. En talloze malen uitgelegd dat ik even terug was, maar dat de reis gewoon door gaat. En de hele Dupaco crew was aanwezig! Die waren inmiddels al niet meer zo verbaasd want ze waren ingelicht door Erik.

Chardonnay

Die middag had Dupaco de Chardonnay II afgehuurd en ik was ook uitgenodigd. We zijn een stuk de Stille Oceaan opgevaren. De Chardonnay II is een zeilboot die in vroeger tijden deelnam aan zeilwedstrijden; ze is nog steeds recordhoudster voor de race van San Fransisco naar Honolulu, Hawaiï. Het is een snelle boot, dat spreekt. Inmiddels is er van alles ingebouwd: geluidsinstallatie, koelkasten, microgolfoven. Dat zat er vast niet in toen de wedstrijden werden gevaren. De boot wordt nu gebruikt voor rondvaarten voor zakenlui die eens wat anders willen. En Dupaco is druk bezig Chardonnay II synoniem te maken met SCO Forum.

De uitnodiging voor volgende dag had ik ook geaccepteerd: een rondleiding op de wijngaard van Bernardus. Deze wijngaard is het eigendom van Ben Pon, bekend van de auto-distributeur 'Pon' in Leusden. Normaal is zo'n rondleiding weinig meer dan een verhaal over het maken van wijn, een blik op de perserij, de stalen vaten waar de wijn de eerste tijd in zit, de houten vaten waarop het rijpingsproces plaatsvindt. Soms laten ze de bottelarij ook zien. Deze wijngaard is anders. Allereerst zijn we niet in Napa, maar in Carmel. Ten zuiden van Monterey, wel drie uur rijden ten zuiden van Napa. Waar de invloed van de koude Stille Oceaan veel groter is dan in Napa, dat veel meer landinwaarts ligt.

Die wens om anders te zijn blijkt ook uit de rondleiding: we krijgen de man te zien die de druifjes laat groeien. Een technicus, maar dan in landbouw. Ik had gelijk schik met de man. Begon te vertellen over zijn verdampers. "Verdampers?", vroeg ik. "Ja, zodat ik weet hoeveel vocht de planten verdampen op een bepaalde dag." En dat ie aan de hand daarvan de hoeveelheid water die de planten krijgen bepaalt. Opeens realiseer ik me dat het verbouwen van druiven een groot aantal keuzes met zich meebrengt. De hoeveelheid water is een voor de hand liggende. Aan het begin van het seizoen geeft ie ze te weinig water, zodat de planten denken dat er een droogte periode komt. Daardoor worden de vruchten niet groot en dat is zijn bedoeling. En hij weet dus wat de invloed van de mist is die binnendrijft vanaf de oceaan - de verdampers laten minder water los op bewolkte dagen.

De Bernardus wijngaard is jong - de eerste wijnranken zijn in 1989/90 geplaatst. En dus moest worden nagedacht over de manier waarop de rijen met planten werden neergezet. De rijen in noord-zuid levert druiven op die de gele dag zonlicht hebben. Oost-west zorgt voor schaduw tussen de rijen, vooral in het voor- en naseizoen. Tenzij de rijen ver uiteen staan, of wanneer de bladeren die de vruchten bedekken vlak voor de oogst worden verwijderd. Werkelijk talloze zaken die gevarieerd kunnen worden. En dan hebben we het nog niet gehad over de zuurgraad van de bodem, de specifieke wensen per druivensoort, het voorkomen van erosie, de oriëntatie van de helling, de hoogte. Het was duizeling wekkend. Het was zonder twijfel de leukste rondleiding die ik heb meegemaakt.

De donderdagochtend heb ik toegegeven aan mijn techneuten liefhebberij: ik ben de hele ochtend deelnemer geweest in een serie toespraken (vooral door Intel) over de nieuwe 64-bit processor waar al zo lang aan gewerkt wordt. Ik ben doorgezaagd over speculatieve instructie executie, branch prediction, het nut 6 parallelle instructies te kunnen uitvoeren en meer opwindend spul.

Na een lui weekend (Carolyn moest de hele week gewoon werken, maar had de volgende week vrij gekregen) vond ik dat er wat motor gereden moest worden. We zijn dinsdag vertrokken voor een rondje Californië per BMW K75 (de oude motor die ik bij Carolyn heb geparkeerd). Van Santa Cruz naar Monterey, de Carmel Valley door, de bergen over naar de Central Valley, toen naar Sequioa National Park. Daar hebben we een klein eindje gewandeld, maar dat viel tegen in leren motorpak en een tanktas voortzeulend. Bekijk een grotere kaart (in een nieuw venster)

De volgende stop was Yosemite National Park, inmiddels de derde reisdag. Daar zijn we naar Glacier Point gereden. Dat is een grote omweg en per auto tussen de traag rijdende Amerikanen geen pretje. Maar met een motorfiets was het prachtig. Het was jaren geleden dat ik hier geweest was. De door Carolyn en mij beklommen watervallen (Vernal en Nevada) zijn hier in één oogopslag te zien. Even naar links rijst de Half Dome op. We hebben wel een uur zitten kijken. Het landschap is zó indrukwekkend, dat ik telkens blijf terugkomen. Ik geloof dat ik de laatste jaren minimaal eens per jaar in Yosemite ben geweest en het verveelt nooit. De vallei is temidden van enorme monolytische bergen erg diep. Daardoor verlies je ieder gevoel voor grootte - totdat je gaat lopen en merkt dat het beklimmen van die twee watervallen een dag kost.

Mijn bedoeling met het bezoek aan Yosemite was het rijden, per motorfiets, van Tioga Pass. Dat is een bergpas die zo'n 2900 meter hoog is. Bergpassen en motorrijders horen nu eenmaal bij elkaar. Ik verheug me dan ook bijzonder op het berijden van de Karakoram Highway in Pakistan - 4000 meter hoog. Rijden in de Verenigde Staten is erg gemakkelijk. Mooie wegen, alles wat nodig is om prettig te reizen is langs de weg: hotels, tankstations, eetgelegenheden. Yosemite, met al haar kilometerslange wegen, is daar geen uitzondering op. En dus is het mogelijk zeer geriefrijk naar enorme hoogten te rijden.

Beneden aangekomen (nou ja, beneden: 1800 meter hoog) hebben we een motel uitgekozen in een klein dorp. De kamer was redelijk, maar de keuken zou bijzonder zijn. En wij wilden iets bijzonders eten, want het was de dag van onze derde verjaring. De bartender was aardig. Hij praatte wel veel en spilde z'n hele verleden: getrouwd geweest, aan de drank, maar nu weer helemaal in orde. Alcohol serveerde hij slechts, drinken deed ie het niet. Hij heeft me een flesje Grolsch (!) geserveerd.

Ik heb een kom soep, een salade en ... lamsvlees gegeten. Ach ja, na een maand Syrië en ongeving kon ik geen (lamsvlees) kebab meer zien, maar nu vond ik het een prettige afwisseling. Ik vind het eten in de Verenigde Staten een genoegen: Iedere nationale keuken is vertegenwoordigd. Je kunt er iedere dag een gerecht uit een ander land proberen.

We hadden heerlijk gegeten en ik vond dat deze maaltijd moest worden afgesloten met een glas cognac. Ik had de fles Remy Martin al zien staan. Nou schenken vele gelegenheden in de USA nogal gul en toen wij vonden dat het tijd was ons terug te trekken in de hotelkamer was de cognac niet op. Het is als vloeken in de kerk zulk spul weg te gooien en derhalve nam ik de glazen mee naar de kamer.

Buiten kwam de bartender ons achterna. "U mag de glazen niet meenemen. U begaat een misdaad door deze geopende alcoholcontainers over straat mee te nemen", vertelde hij ons. "Als je ons niet staande had gehouden, dan waren we al in de kamer geweest en had niemand ergens last van gehad", zei ik. Dat was het verkeerde antwoord. Hij zou de politie roepen. "Moet je doen!", vond ik, want ik zag niet waarom welke functionaris dan ook lastig zou gaan doen over iets dat ie niet zelf gezien had. We liepen door en gingen de kamer binnen. Na vijf minuten belde de bartender. Hij dreigde opnieuw, en ik besloot dat ie echt blufte. Nog weer tien minuten later stond er een vrouwelijke agent voor de deur die zich met de situatie opgelaten voelde. Carolyn vond het beter de glazen (die nog immer niet leeg waren) terug te geven. Kennelijk waren alcoholproblemen voor deze bartender nog niet over....

De volgende dag moesten we natuurlijk dezelfde bergrug weer over, maar ik houd niet zo van terugrijden. Ik had mijn oog laten vallen op de eerst volgende pas ten noorden van Tioga. Het bleek een heel erg lange - we deden er bijna vier uur over. Daarna zijn we de Central Valley weer overgestoken. De Central Valley is de plek waar Californië bekend van is: Alles, werkelijk alles groeit er. Van sinaasappelen tot knoflook, van broccoli tot perziken. Er is voldoende water, de grond is vruchtbaar en het weer is constant warm. Maar na een uur of twee akkers, afgewisseld met plaatsjes waar Spaans domineert op alle uithangborden (omdat vele Latino's het werk op de akkers doen) begint de verveling toe te slaan. Op mijn kaart stond een weggetje dat vanuit de Valley rechtstreeks naar San Jose leidt. Het bleek een pas, die uit vele, vele bochten bestond.

In San Jose aangekomen (om half vijf) was ik inmiddels doodmoe en raakten we ook nog verstrikt in dicht verkeer. De auto voor ons remde hard, net toen ik zat uit te vogelen waarom men niet wat harder doorreed. Met twee geblokkeerde wielen gingen we op de bumper van de witte auto voor ons af. We maakten al slagzij toen ik mijn beste reflex ooit te voorschijn haalde: ik liet de rem los en remde opnieuw. Daardoor misten we de auto nog net en liep het goed af. Dat heb je ervan als je zo nodig zo veel mogelijk passen in één dag wilt doen...

De weg terug naar Istanbul gaat via New York en vangt om half acht 's ochtends al aan. Met anderhalf uur rijden naar het vliegveld, een half uurtje voor de verkeersproblemen en de inchecktijd draait het erop uit dat we om vier uur opstaan. We zijn deze keer keurig op tijd en kunnen nog samen ontbijten. Ook deze keer vliegen de vliegtuigen op tijd en kom ik ongeveer tien uur de volgende ochtend aan in Istanbul. De douane beambte verbaast zich over de wanorde van stempels betreffende een motorfiets in mijn paspoort, maar laat me door. Vervolgens ga ik naar de mannen die me de laatste keer twee uur bezig hielden. Het valt deze keer mee, het kost me anderhalf uur. Als ik klaar ben om te vertrekken begint het regenen. Maar het is weer twaalf uur en schuilen is er niet bij: de heren gaan lunchen en ik mag niet blijven schuilen. Mijn regenpak is opgeslagen bij de rest van de bagage - behoorlijk nat kom ik aan in Ataköy.

Jopie en Kamil zijn weg. De receptionist weet niets van mijn bagage. Nou was die man toch al niet zo slim en ik maak me geen zorgen. Ik vind de chef na een tijdje. Die weet van mijn spullen, maar heeft geen sleutel. Na een uurtje is Saïd gevonden - die geeft me de tent, slaapmat, motorlaarzen en koud-weer spullen terug. Toch wat teleurgesteld over het verdwijnen van Jopie en Kamil zet ik de tent op en vraag me af wat er met ze gebeurd kan zijn waardoor ze geen bericht op mijn GSM telefoon achterlieten.

Het is inmiddels twee uur maar volgens mijn biologische klok vier uur 's nachts. Ik ben moe. Maar als ik nu ga slapen, dan ben ik ongetwijfeld de halve nacht op. De regen is weer opgehouden - ik besluit dan maar naar de BMW importeur te gaan. Ze hebben mijn onderdelen allemaal ontvangen en ze gaan onmidelijk aan de slag. Ik was er even bij gebleven, en dat was maar goed ook. De BMW cursus leert ze wel hoe ze een motor moeten afstellen, maar tien (!) popnagels per kofferslot uitboren is ze niet geleerd. Uiteindelijk laten ze me het zelf doen - ze lopen af en aan om passend gereedschap en kleinmateriaal voor me aan te slepen.

Nadat mijn creditkaart opnieuw enige miljoenen Turkse Lires lichter is gemaakt ga ik tevreden terug. De motor is er helemaal klaar voor - nu ik nog. Ik vind de energie nog om mijn haar te laten knippen en een pizza met wat bier te kopen. Om acht uur (zonsondergang) crash ik en slaap de hele nacht. De volgende ochtend monteer ik de nieuwe GPS en bevestig de nieuwe thermometer. Ik herschik alle bagage en tegen de avond is alles klaar. Günay, de zus van Kamil, komt langs om de cadeautjes die ik voor Jopie en Kamil had gekocht op te halen. De koffer wil ze ook wel hebben.

Donderdag drie september hervat ik mijn reis. Ik ga naar Çankiri (op de 'i' horen eigenlijk geen puntjes; het wordt uitgesproken als Chankere). Çankiri is de woonplaats van Halil en Canan - de Turkse mensen die ik in Kapadokya ontmoette. Het adres is door de uitstekende hulp snel gevonden: ik krijg een escorte. Canan is alleen thuis; met handen en voeten wordt me uitgelegd dat Halil aan het vissen is. Ene Sabri meldt zich als gids naar de visstek, maar niet voordat we nogmaals thee drinken. Iedereen wil de buitenlander even zien. Met 'm spreken is nog mooier.

Sabri en ik rijden een heel stuk - een kilometer of twintig. We komen uit bij een stuwmeer en Halil ziet ons al aankomen. We blijven vissen totdat het donker wordt, maar de concentratie is bij Halil helemaal weg, en z'n collega vangt vier kleine baars-achtiges visjes. Het is inmiddels pittig koud, maar Sabri weigert een trui. Uiteindelijk komen we (verkleumd) aan bij het apartement van Halil en Canan.

Canan heeft eten voor ons gemaakt, natuurlijk. En het hele huis opgeruimd. Ze hebben een tweetal zoons, de jongetjes Abdoullah en Yusuf. Oma woont ook in het apartement. Alles hier is traditioneel Turks. Mijn schoenen bijvoorbeeld staan in de gang; ik loop op de slippers die voor gasten klaarstaan. Eten doen we samen; kennelijk hoor ik inmiddels tot de bekenden omdat de vrouwen nu ook rechtstreeks tegen me praten. Maar na de maaltijd trekken de mannen zich terug in de woonkamer; de vrouwen serveren er slechts de thee voor ons maar blijven in de keuken. Halil en Canan zijn erg verguld met de foto's die ik heb meegebracht uit de verzameling die Menno naar België meebracht.

Eigenlijk was dat de reden van mijn bezoek - ik wil de volgende dag weer verder. Daar wil Halil niets van weten: hij heeft al een programma van drie dagen bedacht. Daar wil ik niets van weten: ik wil naar Iran. We worden het eens over een rondrit van één dag in de omgeving van Çankiri, met Halil achterop mijn motor.

De ochtend (het is vrijdag) besteden we aan het bezoeken van (waarschijnlijk) al z'n vrienden. Ik ken de Turkse namen landennamen (Süriye, Lübnan, Ürdun enzovoort, tot Australia) en hoor het rijtje telkens opnieuw voorbij komen. Ik hoef ook niets te vertellen over hoe hard de motor gaat, hoeveel cilinders en zo - Halil vertelt ze het nog voor dat ze erom vragen. Na het middag gebed, waarvoor Halil me meeneemt naar zijn werk en gaat bidden temidden van zijn collega's die mij na afloop allemaal een hand geven, gaan we aan het echte werk beginnen: een rondrit.

Paadjes nabij Çankiri

We blijken de meeste tijd op zand- en gravelpaden te rijden. Ik denk, dat ik zo'n 150, kilometer op onverharde bergpassen heb doorgebracht. En dat met iemand achterop die geen helm ophad! Ik heb weer wat motorrijden bijgeleerd, die middag.

Bij het vertrek de volgende dag wenst Halil me "Allah Korusun!" toe. Komende van zo'n gelovig mens had dat voor mij ineens een andere waarde. Zonder veel gebeurtenissen (wel wat regen en kou) kom ik in Samsun aan. Dat ligt aan de Zwarte Zee en die blijf ik volgen. Via Rize gaat het dan via een heel hoge bergpas naar Erzurum en de volgende dag naar Dogabayazit, 30 kilometer voor de Iraanse grens.

Güle güle! (uit Turkije)